Het haakformalisme is ontstaan vanuit het ontwerpen, een activiteit die gewoonlijk enkel in team kan uitgevoerd worden omdat er velen bij betrokken zijn. Die activiteit moet getuigen van zowel creativiteit (iets “anders dan”), realiteitszin (het centraal axioma) en intelligentie (coherentie). Die vaardigheden moeten in verschillende domeinen gemanifesteerd worden. Meer specifiek kunnen we dit “abstracte, toegepaste, emotionele en sociale” “creativiteit, realiteitszin en intelligentie” noemen. Ontwerpers kunnen succesvol zijn omdat bij het ontwerpen van nieuwe producten en systemen blijkbaar niet alles moet gemodelleerd worden om te kunnen onderzoeken hoe een bepaald agens in een bepaalde context met het beoogde nieuw product of systeem zal omgaan. Een agens wordt door een ontwerper heel breed geïnterpreteerd, alle “vormen”, alle “entiteiten” die een gedrag vertonen zijn agentia, hoe vreemd de signalen ook zijn die ze opvangen en waarmee ze hun gedrag sturen (van zeer eenvoudige virussen tot complexe vormen die exotische waarnemingen kunnen uitvoeren). De ontwerper beseft daarenboven dat z(h)ij nooit het gedrag zal kunnen voorspellen en daarover een uitspraak “die zeker waar is” zal kunnen doen. Waarheid is een begrip dat voor acties in de werkelijkheid niet van toepassing is. Immers, niet de eigen perceptie van de werkelijkheid is maatgevend voor ontwerpers, maar de werkelijkheid zoals ze door het agens ervaren wordt, zelfs al zou vanaf een ander standpunt (of een ander agens) deze perceptie als irrelevant kunnen aangegeven worden, als een verschil dat geen verschil maakt in dat ander standpunt, zelfs al is het onmogelijk voor de ontwerper om dat ander standpunt zelf in te nemen, zelfs al blijven er conflicten rond “wat nu wel waar is”.

Een ontwerper moet en kan echt beginnen van scratch (doet een pas geboren kind dat trouwens ook niet?): “wat zouden we ontdekken als we gewoon elk spoor, met een zekere bestendigheid of niet, zouden kunnen gebruiken om te communiceren?” De “we” in die zin kan gelijk welke agens zijn. Het moet een agens zijn omdat het moet kunnen onderscheiden tussen “iets kiezen” en “ook iets anders laten gebeuren” en het moet dus een onderscheid kunnen maken tussen datgene dat het kiest te ervaren en datgene waarvoor het niet kan kiezen (en dat dus enkel kan gebeuren).

Het is dus eenvoudig om vertrouwd te worden met de manier van kijken van een ontwerper: stel je voor dat je als agens daarmee (dat “van scratch beginnen”) begint. Het moet dan duidelijk kunnen zijn dat je als agens in de communicatie moet kunnen vertrouwen op ofwel “ja” ofwel “iets anders dan ja” als reactie van de communicatie partner en dus op een zekere bestendigheid, namelijk de consistentie (en niet de waarachtigheid), van de communicatie partner. Consistentie is wat het agens zal beschouwen als “spontaan gedrag”: namelijk “telkens als ik “dit” kies dan krijg ik “dat” als spontane reactie”. Die consistentie is niet absoluut want wat eerder niet consistent leek voor het agens kan blijken een bijkomend onderscheid nodig te hebben om als consistent te kunnen aanvaard worden door het agens (bijvoorbeeld wat eerst door het agens als “appel” beschreven werd moet, even later, met andere sporen, aangepast worden naar “fruit”, elke appel blijken fruit te zijn maar niet elk fruit wordt appel genoemd, er blijkt een spontane reactie te zijn door de communicatie partner op een keuze van het agens voor iets (dat het als appel beschouwt), doordat de communicatie partner duidelijk maakt: “neen hoor, dit is iets anders dan een appel”). Het agens moet dus ook creatief zijn. Wat is dan dat onderscheid? Het is iets dat het agens moet creëren om toe te laten dat een spoor (een “ja” of een “iets anders dan ja”) in een reeds bestaande structuur kan opgenomen worden. Wat is die structuur? Het is een patroon dat gebouwd kan worden enkel met “ja” en “iets anders dan ja”.

Hieruit volgt dat communicatie tussen agentia begrensd wordt (1) door de communicatiepartners van elk agens, dus de context van het agens; (2) door het induceren, toelaten, aanvaarden van communicatie door het agens; (3) door de creativiteit van het agens om ook iets anders waar te nemen.

Een centraal begrip in het haakformalisme is daarom een “onderscheid” of zoals ik het gebruik: een “onderscheiding”. Niet alle agentia zijn in staat dezelfde onderscheidingen te maken, of hebben hetzelfde onderscheidingsvermogen voor een bepaald onderscheid. Een hond bijvoorbeeld kan geuren onderscheiden die mensen niet kunnen onderscheiden, en op basis daarvan spant hij dan een werkelijkheid op, en insecten, vogels en reptielen zien kleuren en patronen van frequenties die wij niet zien (al zien wij natuurlijk ook kleuren en patronen). Ook mensen kunnen niet in alle situaties dezelfde onderscheidingen maken. Bekende voorbeelden hiervan zijn wat men visuele of auditieve illusies noemt, en een toepassing hiervan is camouflage. Cultuur zouden we kunnen benaderen als de waardering en ontwikkeling van gezamenlijke onderscheidingen om zo met elkaar te communiceren. Niet alle culturen zijn gebouwd op dezelfde onderscheidingen. Bijvoorbeeld: in de cultuur van de technische werkelijkheid moeten ontwerpers rekening houden met het onderscheidingsvermogen van sensoren en actuatoren, bijvoorbeeld in frequentie, amplitude en tijdsdomein, maar dit is gewoonlijk niet relevant voor wat mensen kunnen onderscheiden.

Hoewel de ontwerper beseft dat niet alle agentia in staat zijn dezelfde onderscheidingen te maken, toch kan z(h)ij vaststellen dat ze kunnen communiceren en dat de ontwerper daar een belangrijke rol in speelt, ze moeten dus op de een of andere manier dezelfde patronen (relaties tussen onderscheidingen) kunnen construeren op basis van hun eigen onderscheidingen. Zelfs al is het onmogelijk voor de ontwerper om een ander standpunt zelf in te nemen, toch kan z(h)ij patronen onderscheiden en door gebruik te maken van patronen met de betrokkenen communiceren. Een ontwerper kan dus alleen maar respect voor hebben voor alle betrokkenen en is verplicht met deze rekening te houden. Enkel dan kan de ontwerper succes hebben: elke betrokken agens ervaart het product, systeem of proces als een winst in het eigen ervaren (en laat dat dan maar de eigen waarheid van die agens zijn). Het ontwerp is dus een win-win situatie (een situatie die voor iedereen gunstig is) voor elke betrokken agens (stakeholder genoemd door ontwerpers). Alle stakeholders zijn hiervoor dus even belangrijk en stakeholders zijn letterlijk alle agentia (dit hoeven geen mensen te zijn) die betrokken waren, zijn en nog kunnen zijn. Een belangrijke vaardigheid van ontwerpers is dus dat ze zich enkel richten op de aspecten die in de bedoelde situatie voor de bedoelde stakeholder een verschil maken dat een verschil maakt. Niet alles wat te bedenken is, is relevant in elke context en de context heeft een grote invloed op wat relevant is voor een bepaald agens in die context. Dit geeft aanleiding tot de heuristiek van het ontwerpen of “design” met zijn vele domeinspecifieke beschrijvingen (alles wordt gedesigned), met zijn vele modetrends, met zijn jargon, met zijn hypes (sustainable, lean, enz…). Maar… “ontwerpen” is nog nooit fundamenteel onderbouwd geworden. Het haakformalisme heeft juist het fundamenteel onderbouwen van de meest fundamentele manier van ontwerpen als ambitie.

De wetenschappelijke relevantie van het haakformalisme

Het haakformalisme is ontstaan uit de ambitie om de heuristiek die zo goed functioneert bij het creatief ontwerpen nu OOK eens te gaan toepassen op het ontwerpen van operationeel te onderbouwen wetenschap. Wetenschap is de niet eindigende opbouw van “kennis”, van “indien dit, dan dat”, soms van “indien dit, dan dat, zoniet iets anders”. Die nieuw-opgebouwde wetenschap is een wetenschap die geen absoluut standpunt meer inneemt, en dus niet op zoek is naar “de waarheid”, maar een wetenschap die oog kan hebben voor de verschillen die ontstaan wanneer men met verschillende agentia in verschillende contexten een hypothese wil valideren of ontkrachten.

Van zodra ik aan dat project begon bleken (vanuit mijn standpunt als een kritische ontwerper) al snel een hele reeks a priori in de wetenschap binnengeslopen te zijn die dan aanleiding gegeven hebben tot specifieke formalismen. Doordat die a priori niet in vraag konden gesteld worden (binnen dat wetenschappelijk domein) moesten die formalismen voor de basis ambitie verworpen worden. Hetzelfde bleek bij de pogingen van na de tweede wereldoorlog om het ontwerpen binnen bestaande wetenschappelijke formalismen te gaan beschrijven en benaderen. Heel typisch begint men dan overal getallen in te voeren zonder zich af te vragen of datgene dat men dan telt (op basis waarvan ontwerpers zouden (moeten) beslissen) de heuristiek van ontwerpen geen geweld aandoet. Door al deze fundamentele beperkingen werd de ontwikkeling van een specifiek formalisme onvermijdelijk en daardoor ook het ontwikkelen van “een nieuwe wetenschap”.

De wetenschappelijke relevantie van het haakformalisme is dus het operationeel onderbouwd inzicht dat ook wetenschap ontworpen wordt en geen absolute kennis levert (hiermee wordt dan kennis bedoeld die onafhankelijk zou zijn van de context waarin ze ontstaan is). Toch zal blijken dat men met het haakformalisme evenzeer in staat is om een “absoluut” model zijn plaats te geven. Wetenschap ontstaat evenzeer in creatieve interactie met een zichzelf organiserende werkelijkheid en is daarom nooit onveranderlijk. De ambitie was dus ook vanaf het begin om te gaan onderzoeken hoe ver, en onder welke voorwaarden, het mogelijk is om hiermee bestaande wetenschappelijke modellen terug te vinden tot en met de modellen van de algemene relativiteit en de kwantum werkelijkheid, en nieuwe modellen voor te stellen. Het nieuwe dat ik aanbied is een wetenschap van “potentiële dingen”, patronen, die pas in een gekozen context een (exacte!) waarde krijgen en die in het haakformalisme als welgevormde haakuitdrukking kunnen gerepresenteerd worden.

Het haakformalisme is ontstaan uit het onderzoek naar creativiteit, onafhankelijk in welke domeinen ze ook toegepast zou zijn

Creatieve mensen zoeken altijd "iets anders dan wat bekend is". Creatieve mensen overstijgen dus de grenzen tussen de disciplines en expertises die gekend zijn. Maar dat gedrag is niet beperkt tot creatieve mensen, elkeen zal soms expliciet iets proberen te vermijden, en dus zoeken om iets anders te kunnen ervaren of te laten gebeuren. Het vermijdingsgedrag dat in de menswetenschappen zo moeilijk te modelleren is kan met het haakformalisme dus wel benaderd worden.

Kiezen en vermijden dienen zich eigenlijk voortdurend aan in een zichzelf organiserende werkelijkheid waarin nieuwe contexten ontstaan en waarin het leven die evolutie zal proberen te benutten terwijl het hierdoor de evolutie zelf beïnvloedt. Die dynamiek noemt men soms “wicked”, “messy”, in het Nederlands “ingewikkeld met een ongrijpbaar kantje aan”. Sommige gebeurtenissen zijn sterk afhankelijk van de context en in sommige contexten zal dus iets anders gebeuren dan wat verwacht werd (dus zelfs iets totaal willekeurigs zal gebeuren). Met een zeer eenvoudig voorbeeld: bepaalde chemische reacties die doorgaan op hoge druk zullen reeds doorgaan op lage druk als maar de geschikte katalysator aanwezig is in de reactiecontext. Creatieve wetenschappers ontdekken dit dan achteraf, experimentele wetenschappers zullen die verschillende contexten proberen te zoeken, creatieve wetenschappers zullen dan weer proberen hiervan de structuur te begrijpen ("wat kan ik kiezen?") om dan voorspellingen te kunnen doen ("wat zal dan gebeuren?") die weer door experimenten kunnen onderbouwd worden ("wat gebeurt er ook als de keuze gemaakt wordt en ervaren wordt?") en waarbij weer nieuwe vragen ontstaan en nieuwe wegen die kunnen en moeten ingeslagen worden. Het zijn de vragen die we bedenken die een nieuwe werkelijkheid opspannen en die ervoor blijven zorgen dat het onmogelijk is dat iets eenduidig en definitief kan zijn.

Het haakformalisme is ontstaan vanuit het paradigma dat de werkelijkheid deels gecreëerd wordt, soms door nieuwe entiteiten te creëren, soms door nieuwe contexten te creëren, en tezelfdertijd moet blijken te gebeuren. Beide creaties maken het mogelijk om nieuwe dingen te observeren en te onderzoeken terwijl ook altijd iets anders zal gebeuren. De veronderstelling van het haakformalisme is dat aan de basis van nieuwe dingen een duidelijk axioma moet liggen omdat “nieuwe” dingen coherent moeten zijn met wat er reeds gecreëerd werd (het “oude”), en dat die coherentie moet kunnen beschreven en onderzocht worden, wat leidt tot de mogelijkheid om heel duidelijk patronen te expliciteren die in een willekeurige context kunnen herkend worden. Coherentie en eenheid (holisme) zijn hetzelfde begrip. De coherentie van de patronen is het gevolg van, en wordt dus mogelijk, dank zij maar één axioma.