Informatie wordt doorgegeven via een kanaal. In het doorgeven zullen door ruis (willekeurige beïnvloeding van de omgeving op de processen in het kanaal) afwijkingen kunnen ontstaan. Die afwijkingen kunnen niet onderscheiden worden van de informatie die in het kanaal gecodeerd wordt zodanig dat ze niet anders dan als fouten moeten geïnterpreteerd worden. Anders gezegd: fouten zijn overmijdelijk als elk element van de codering informatie codeert. Inderdaad: de grootste hoeveelheid informatie wordt steeds overgedragen wanneer de alternatieven even waarschijnlijk zijn. Hoe meer hiervan afgeweken wordt, hoe groter de afwijking van de maximale informatie die kan doorgegeven worden.

Een eenvoudige oplossing hiervoor is om meer informatie te geven dan strikt noodzakelijk. Bijvoorbeeld is de volgende zin nog steeds te begrijpen zelfs al is het letterteken op elke vijfde positie verdwenen: Info*mati* wor*t do*rgeg*ven *ia e*n ka*aal. Deze oplossing noemt men het toevoegen van redundante informatie. Voldoende redundantie zal er dus ook voor zorgen dat berichten meer foutbestendig zijn, essentiële informatie die zou verdwenen zijn door interactie met de ruis kan hiermee gereconstrueerd worden uitgaande van informatie die wel ontvangen werd. Deze oplossing wordt nog robuuster als we dezelfde informatie via verschillende kanalen zouden doorgeven, ook dat wordt redundantie genoemd, want elk kanaal is onvermijdelijk beperkt zodat men de capaciteit van het kanaal niet tot een willekeurig niveau kan verhogen. Hoe meer verschillende kanalen die onafhankelijk zijn van elkaar en dezelfde informatie doorgeven, al was het maar gedeeltelijk, hoe robuuster de informatieoverdracht kan zijn, dus hoe minder een toevallige toevoeging van irrelevante informatie of weglating van relevante informatie het proces kan verstoren.

De capaciteit van een informatie kanaal noemt men de bandbreedte, de hoeveelheid bits die per seconde overgedragen kunnen worden. De totale toevloed van informatie die via de zintuigen het menselijk organisme bereikt wordt op 109 bits/s geschat. Uiteraard is dit geschat op basis van de technisch waarneembare energiewisselingen in onze omgeving. Het oog heeft een bandbreedte van 8000 tot 10000 bits/s, het oor van 1000 bits/s. Dit is nog altijd veel meer dan wat de hersenen bewust kunnen verwerken (100 bits/s). De informatie-inhoud van een gebeurtenis is dus reeds sterk gereduceerd eer het de hersenen bereikt. Blijkbaar zullen de zintuigen zelf reeds veel informatie uitfilteren, zij voeren zelf reeds een gedeeltelijke interpretatie uit. De zintuigen zijn zelf al met de structuur van de informatie (het patroon in de informatie) bezig, eerder dan met informatie zelf. Zij filteren zelf veel uit dat irrelevant is voor een bepaalde context. Denk in dit verband maar aan het oog dat zich instelt op de gemiddelde helderheid van de omgeving, een reflex. Veel zintuiglijke prikkels veroorzaken reflexen. We hebben daar geen controle over en we kunnen er ook niet voor kiezen. De reflexen zijn een grote besparing op het aantal beslissingen die we moeten nemen: ze treden zelfs op bij een overbelast zenuwstelsel. Zich oriënteren in aangeboden informatie neemt immers altijd tijd in beslag en soms is dat levensbedreigend. De grootst mogelijke hoeveelheid informatie doorgeven heeft dus het nadeel van tijdsopsplorpend te zijn. Onderzoek in de tweede helft van de 20ste eeuw heeft aangetoond dat de reactietijd bij een keuze tussen even waarschijnlijke alternatieven (en dus maximale informatieoverdracht) een lineaire functie is van de informatie-inhoud (H) van de stimulus (de Hick-Hyman wet). Dit is zo bij variatie van het aantal alternatieven als bij variatie van de waarschijnlijkheid van optreden van de alternatieven. Een overdaad aan informatie leidt daarom ook tot beslissingsverlamming (The paradox of choice, Barry Schwarz). Gelukkig is niet elke actie een gevolg van een bewust beslissingsproces.

Redundantie is dus te meten als de vermindering van de hoeveelheid informatie als gevolg van een verschil in de waarschijnlijkheid van optreden van de beschouwde gebeurtenissen. Redundantie is een maat voor de structuur in de gebeurtenissen: sommige gebeurtenissen zijn meer of minder simultaan met andere. Redundantie wordt gewoonlijk in percenten uitgedrukt: %redundantie = (1 - Hgemiddeld/ Hmax) x 100

De redundantie geeft ons informatie over de interne structuur van de informatie (de interne structuur van de werkelijkheid die door de informatie naar voor gebracht wordt). Veel informatie kan immers simultaan met één nieuw gegeven overgebracht worden. We hebben altijd een zekere vorm van redundantie nodig om ons sneller op de relevante informatie te kunnen richten, om sneller de nieuwswaarde van de informatie te kunnen schatten. Geeft men in een bepaalde situatie te veel informatie (te weinig redundante of simultaan doorgegeven informatie) dan zal men het interpretatiekanaal overbelasten. Ontwerpers streven er dan ook naar om de globale informatiedruk niet te groot te maken maar toch voldoende redundante informatie te geven. Van situatie tot situatie ligt het ideaal ergens in de volgende reeks (men zegt soms “on the edge of chaos”):

Het is duidelijk dat het (grotendeels onbewuste) model dat de ontvanger van informatie ter beschikking heeft hierin een hoofdrol speelt.

Ontwerpers zullen dus informatie coderen om de gebruikers een keuze te laten maken uit een beperkt aantal mogelijkheden van de regelaar van een proces. Het zijn immers die mogelijkheden en geen andere die door de regelaar ter beschikking worden gesteld. Eens de ontwerpers de variëteit van de toestandsruimte bepaald hebben kunnen ze, op basis van hoe de gekozen informatiekanalen de informatie coderen, het niveau van redundantie berekenen. Dit kan dan een maat zijn waarmee de alternatieven die ze ontworpen hebben voor de interface van de communicatie ten opzichte van elkaar kunnen gepositioneerd worden.

Een praktische illustratie hiervan is het ontstaan van een menustructuur of een contextgevoelige “hulp”-functie in software. We zeggen dat een keuzemogelijkheid breed of smal is naargelang er meerdere of mindere evenwaardige mogelijkheden zijn op hetzelfde niveau. We spreken van niveaus omdat niet alle mogelijkheden onmiddellijk beschikbaar moeten zijn. Uit vele onderzoeken blijkt er immers dat we in het aantal te overziene keuzemogelijkheden beperkt zijn. We kunnen hooguit 7 ± 2 aandachtspunten als keuzemogelijkheid beschouwen. Men relateert dat soms tot het begrip "korte termijn geheugen". Het is dus nodig om coderingen op verschillende niveaus aan te bieden: hoewel de keuzemogelijkheden beperkt zijn kunnen ze ten opzichte van elkaar gepositioneerd worden.

Men spreekt in dit verband ook van orthogonale dimensies van een codering (waarmee men bedoelt dat de waarde op één dimensie onafhankelijk is van de waarde op een andere dimensie) en men spreekt van redundante dimensies van een codering (wanneer men de waarde op één dimensie kent kan men de waarde op een andere dimensie beter anticiperen). Zowel bij orthogonale als redundante codering zal het combineren van dimensies resulteren in een groter aantal te herkennen coderingen.

Voorbeeld: In het kaartspel is klaver altijd zwart, en harten altijd rood. Dit is eigenlijk redundante informatie. Stel je voor dat er ook een rode klaver variant zou bestaan... Harten en koeken (ruiten) zijn rood gekleurd in het kaartspel, dit is een redundante codering (er zijn geen zwarte harten bijvoorbeeld). De rode kleur geeft wel extra informatie: harten en koeken horen bij elkaar in bepaalde spellen, maar dat hoeft ook niet.

Voorbeeld: bij een stoplicht is het bovenste licht altijd het rode. Stel je voor dat elk van de drie lampen een van de drie mogelijke kleuren zou tonen... In beide voorbeelden zou extra informatie moeten gedecodeerd worden, wat de snelle verwerking alleen maar moeilijker maakt.

Een voorbeeld van een aantal coderingen die ongeveer ingeburgerd geraakt zijn:

Voor visuele codering gebruikt men conventioneel de 10 volgende kleuren:

Golflengte

Kleur

430

Violet

476

Blauw

494

Groen-blauw

504

Groen

515

Geel-groen

556

Geel

582

Oranje

596

Oranje-rood

610

Rood

642

Paars-rood

In een technische omgeving wordt er de volgende relatie gelegd tussen kleur en code:

Kleur

Code

Rood

Alarm

Oranje

Gevaar, risico

Geel

Aandacht

Groen

Veilig

Blauw

Mededeling

Paars

Radio-actief

Start knoppen zijn bij voorkeur wit, stopknoppen bij voorkeur zwart, behalve voor een veiligheid noodstop die altijd rood is.

Voor de codering met behulp van kleuren kunnen de volgende aanbevelingen gemaakt worden:

Voor geluid kan men coderen in de volgende dimensies:

Onverwachte gevolgen van redundantie

Mensen gaan er standaard van uit dat veel informatie dat hen bereikt redundant is. Dit heeft grote voordelen, maar ook veel nadelen: hun beslissingsproces is daardoor zelden rationeel te verantwoorden.

Wickens (1984) heeft een beroemd onderzoek hierover opgezet waaruit volgt: