De werkelijkheid is een potentiële constructie die we aan elkaar kunnen communiceren met modellen en een taal, opgebouwd met willekeurige symbolen. Er zijn ook meerdere modellen mogelijk. Dit weten ontwerpers maar al te goed omdat ze in staat zijn meerdere prototypes te maken van een mogelijk nieuw product. De sterkste prototypes zijn op de eerste plaats waarachtig en kunnen door de betrokkenen op hun manier, in alle oprechtheid, geanticipeerd en ervaren worden. Die prototypes leiden dan tot producten (sporen, artefacten enz...) die belangrijk worden voor de betrokkenen: ze integreren ze in de werkelijkheid die ze kunnen opspannen en ze beginnen te geloven en te ervaren dat ze voor die werkelijkheid belangrijk zijn en moeten gekoesterd worden. Door die producten een functie te geven in hun werkelijkheid, geloven ze in het verhaal dat ze samen met de andere betrokkenen opbouwen en waarin ze waarachtig hun eigen rol kunnen spelen en zo hun nieuwe werkelijkheid creëren. Dit is een proces dat we op twee manieren kunnen typeren: enerzijds als positieve feedback, anderzijds als negatieve feedback. In de klassieke sociologie heeft dit aanleiding gegeven tot twee controversiële begrippen: enerzijds een “zichzelf vervullende voorspelling”, anderzijds een “zichzelf verloochende voorspelling”.
"The self-fulfilling prophecy is, in the beginning, a false definition of the situation evoking a new behavior which makes the original false conception come true. This specious validity of the self-fulfilling prophecy perpetuates a reign of error. For the prophet will cite the actual course of events as proof that he was right from the very beginning." Merton, Robert K. Social Theory and Social Structure, Free Press, 1968, p. 477
Binnen het klassieke denken, waar de waarheid eens en voor altijd vast ligt, is er geen andere mogelijkheid dan op deze manier de waarneming te beschrijven dat mensen in staat zijn hun werkelijkheid te construeren. Elke constructie van de werkelijkheid begint met een creatieve vondst, de creatie van een onderscheiding die waarneembaar kan gemaakt worden in nog onverwachte contexten en kan uitgedrukt worden in een verhaal die het karakter krijgt van een voorspelling.
De voorspelling is het gevolg van zowel kennis over veel aspecten (“indien dit, dan dat” vanuit het standpunt van elke agens) met daarenboven anticipatie van een mogelijke toekomst die met die kennis coherent is (waarachtig, oprecht, geloofwaardig). De voorspelling wordt gewoonlijk uitgedrukt in een geloofwaardig verhaal. In die fictie zijn veel aspecten (elementen van kennis die al beschikbaar is) coherente met de anticipatie van de nieuwe elementen van het verhaal. De voorspelling wordt uitgedrukt in een bepaalde taal, en wie de taal begrijpt kan de coherentie ervan geloven of niet. “Geloven” is het begrip dat we gebruiken als we willen uitdrukken dat we de sporen die in die taal gemanipuleerd worden in de constructie van onze werkelijkheid inbouwen.
De zichzelf vervullende voorspelling is een voorbeeld van positieve feedback. Om dit goed te kunnen uitdrukken in de standaard taal zullen we dit op twee manieren expliciteren:
hoe meer agentia over de voorspelde situatie communiceren (dus hoe meer agentia in de voorspelling willen geloven), hoe meer (onbedoelde en bedoelde) coördinatie tussen hun daden (dus hoe groter de kans dat de voorspelde situatie zich voordoet als de agentia dezelfde belangen hebben, of niet voordoet als de agentia tegengestelde belangen hebben).
hoe minder agentia over de voorspelde situatie communiceren (dus hoe minder agentia in de voorspelling willen geloven), hoe minder (onbedoelde en bedoelde) coördinatie tussen hun daden (dus hoe kleiner de kans dat de voorspelde situatie zich voordoet als de agentia dezelfde belangen hebben, of niet voordoet als de agentia tegengestelde belangen hebben).
De zichzelf vervullende voorspelling leidt tot een exponentieel toenemen of afnemen van de waarschijnlijkheid dat een voorspelde situatie zich zal voordoen (of de agentia dit willen of niet doet er niet toe). De zichzelf vervullende voorspelling is de motor van verandering, evolutie, geboorte en vernietiging en doorbreekt stabiliteit.
Overtuig me dat het belangrijk is dat we elkaar ontmoeten aan de monding van de ons bekende rivier in zee bij de eerste volle maan na de volgende lente equinox. Ik kan er dan zijn als ik dit al zou willen (hoe meer ik jou zou willen ontmoeten, hoe meer ik de aanwijzingen in jouw boodschap zal proberen te verwerkelijken en dit is positieve feedback). Of: ik zal juist dat niet doen als ik elk contact met jou wil vermijden (hoe minder ik jou zou willen ontmoeten, hoe minder ik de aanwijzingen in jouw boodschap zal proberen te realiseren en ook dit is positieve feedback). Dit betekent dat ik nu de acties kan ondernemen die me in de toekomst in staat zullen stellen om te ervaren dat we samen zijn of juist niet. Ik zal in de tijd die me rest een aantal (stel n) acties ondernemen die anticipeerbaar zijn (feedforward) en ik zal in de tijd die nog rest na de n-de stap acties ondernemen om gebeurtenissen die me verwijderen van het doel (er zal immers altijd ook iets gebeuren dat ik niet kon anticiperen) te corrigeren (feedback) zodanig dat het doel (of anti-doel) nog steeds bereikbaar blijft. Dit alles is uitvoerbaar zonder dat ik voortdurend met jou moet communiceren, jij neemt je eigen beslissingen (feedback binnen het verhaal dat je verzon), ik neem de mijne (ook feedback binnen het verhaal dat je verzon, wat impliceert dat ik dat verhaal op mijn manier geloof), zonder dat we die beslissingen voor elke stap op elkaar moeten afstemmen. We worden hierin niet beperkt door fysische grenzen omdat fysische grenzen voor communicatie irrelevant zijn wanneer actoren zich autonoom een doel kunnen inbeelden (bijvoorbeeld: er is geen communicatie mogelijk “sneller dan de lichtsnelheid” maar dit is irrelevant als er geen communicatie noodzakelijk iz). Doordat zowel jij als ik nu nog steeds overtuigd zijn dat door onze acties de toekomstige gebeurtenis nog steeds zou kunnen ervaren worden (onafhankelijk of dat nu gewenst is of niet) in de tijd die ons rest (samenspel van feedforward en feedback), ondernemen we juist die acties en andere niet. Onze acties zijn de facto gecoördineerd en simultaan zonder dat ze door de fysische simultaneïteit (de materiële grenzen in de fysische relativiteitstheorie) gehinderd worden. Stel dat we toch met de grenzen van de fysische simultaneïteit geconfronteerd worden (denk aan tijdrek), dan kunnen we er gebruik van maken doordat we een taal hebben die met deze beperking rekening kan houden.
Een voorbeeld dat kan illustreren dat de bedoeling geen rol speelt is het volgende: stel dat je twee studenten hebt: Jan en Piet. Tijdens de eerste weken waarin je ze leert kennen neem je (helemaal onbewust) waar dat Jan meer getalenteerd, geïnteresseerd en geëngageerd is dan Piet. Dit uit zich doordat het vlotter werken is met Jan. Jan krijgt daardoor in eenzelfde tijdspanne meer begeleiding dan Piet. Die objectief identieke tijdspanne maar relatief intensere begeleiding brengt dus met zich mee dat Jan meer performant wordt dan Piet en dat voedt dus jouw onbewuste perceptie dat Jan meer getalenteerd, geïnteresseerd en geëngageerd is dan Piet. De vicieuze cirkel is ingezet die zich uit als een positieve feedback. In relatieve zin krijgt Piet dus steeds minder begeleiding en zo kan Piet dus minder zijn capaciteiten ontwikkelen wat dus de kloof tussen Jan en Piet vergroot wat betreft talent, interesse en engagement. Het kleine verschil tussen beide wordt dus uitvergroot, en... bewijst dat jouw initieel oordeel het juiste was, een “zichzelf vervullende voorspelling”.
Hetzelfde proces ligt ook aan de basis van trendwatching als een soort van “zichzelf vervullende voorspelling”. We kunnen dit proces heel precies beschrijven vanuit cybernetische inzichten. Een toekomst zal altijd voorgesteld kunnen worden als een voortzetting van evoluties die waargenomen werden in het verleden. Dit is logisch als men beseft dat (1) we goed kunnen modelleren wat we al kennen, maar (2) dat het effect van actie (nog) niet kan gemodelleerd worden (er zal ook altijd “iets anders” gebeuren als je kiest om “iets” te realiseren, dat is trouwens het enige axioma van een operationeel formalisme). De toekomst is dus een tijdsspanne waar enkel de onzekerheid toeneemt en er is dus altijd een toekomst waarin onwetendheid domineert bij waarnemingen met een vooraf gekozen mate van relevantie van deelaspecten (wat men granulariteit noemt). Voor de atmosfeer (met de granulariteit van een regio die interessant is voor het dagdagelijkse gedrag van mensen) is dat 6 dagen (ondanks het feit dat enkel materiële en energetische parameters een rol spelen, dat we die op een deterministische manier goed kennen vanuit onze laboratoria, en gegeven alle complexe sensoren die in real time data genereren en de modellen die met die data gevoed worden). Men kan dat ook als volgt uitdrukken: wat er nu gebeurt is de zelforganisatie van een zeer complex systeem als een dynamisch evenwicht van veel invloeden en belangen. Datgene wat er gebeurt heeft hierdoor een zekere traagheid: er zijn veel terugkoppelingslussen (positieve en negatieve) die verhinderen dat iets ongewenst zich zou manifesteren. Wat kan men dan doen? Een beslissing nemen om iets te veranderen zal door die traagheid altijd tegengewerkt worden. Bijvoorbeeld: als je denkt met een technologie een trendbreuk te realiseren dan is jouw voorspelling (de breuk) enkel mogelijk dank zij het bestaan van die traagheid (de bestaande trend), maar juist die traagheid maakt de trendbreuk weinig waarschijnlijk. Paradox. Wat je natuurlijk wel kan doen is aanhoudend investeren in de propaganda (reclame, mode, de hype, trendrapporten, de waan van de dag, “fake news”, enz…) dat de nieuwe vondst een trendbreuk verwezenlijkt en hiermee de aandacht blijven richten naar dat aspect. Hiermee creëer je verwachtingen en de focus op een verwachting heeft een coördinerend effect voor opeenvolgende nieuwe beslissingen. Elke beslissing zal dan de vorige versterken zodanig dat veel deelaspecten in de zin van de verwachting gaan samenwerken en dus de waarschijnlijkheid dat de verwachting als zodanig uitkomt vergroot. Maar dat is juist de definitie van een zichzelf vervullende voorspelling.
Een “zichzelf vervullende voorspelling” is helemaal niet verschillend van de acties die ondernomen worden door bedrijven en modehuizen om de consument te verleiden om een nieuw product of nieuwe outfit te verlangen, wat zal gerealiseerd worden omdat iedereen daarvan overtuigd geraakt en niet wil opvallen als “onaangepast”.
Een “zichzelf vervullende voorspelling” is helemaal niet verschillend van de invloed die communicatie heeft (bijvoorbeeld op sociale media) op de manier waarop groepen mensen naar de werkelijkheid kijken, wat ze boeiend vinden, wat ze (politiek, ethisch, ...) correct vinden, waarover ze verontwaardigd zijn, waarnaar ze zich gaan gedragen enz… De beslissingen die de agentia nemen worden enkel verantwoord door de beslissingen die hun lotgenoten (leeftijdsgenoten, “peers”,...) genomen hebben en hiermee maken ze hun eigen onzekerheid over de toekomst veel kleiner en vergroten ze (ongewild?) de controle van hun eigen groep op hun gedrag.
De zichzelf verloochende voorspelling is minder gekend dan de zichzelf vervullende voorspelling. De zichzelf verloochende voorspelling wordt soms ook het dilemma van de profeet genoemd omdat één van de mogelijke interpretaties is: hoe meer de profeet waarschuwt, hoe minder hij gelijk krijgt en om zijn profetie geroemd wordt. Het is een inzicht dat even moeilijk te plaatsen is als de zichzelf vervullende voorspelling, voor een cultuur die ernaar streeft om enkel op “ware uitspraken” gebaseerd te zijn.
We kunnen de zichzelf verloochende voorspelling als negatieve feedback contrasteren met de meer gekende zichzelf vervullende voorspelling (die een positieve feedback is). De voorspelde situatie kan begerenswaardig zijn of te vermijden zijn, dit doet er niet toe. Om ook dit goed te kunnen uitdrukken in de standaard taal zullen we dit ook op twee manieren expliciteren:
hoe meer agentia over de voorspelde situatie communiceren (dus hoe meer agentia in de voorspelling willen geloven), hoe minder (onbedoelde en bedoelde) coördinatie tussen hun daden (dus hoe kleiner de kans dat de voorspelde situatie zich voordoet als de agentia dezelfde belangen hebben, of niet voordoet als de agentia tegengestelde belangen hebben).
hoe minder agentia over de voorspelde situatie communiceren (dus hoe minder agentia in de voorspelling willen geloven), hoe meer (onbedoelde en bedoelde) coördinatie tussen hun daden (dus hoe groter de kans dat de voorspelde situatie zich voordoet als de agentia dezelfde belangen hebben, of niet voordoet als de agentia tegengestelde belangen hebben).
De zichzelf verloochende voorspelling leidt, zoals elke negatieve feedback, tot een beperkte variatie (of stabilisatie) van de processen (eventueel op een hoger of een lager niveau dan waar die zich aanvankelijk bevond). Door zijn paradoxale karakter vinden we dat er in alle situaties aspecten zullen ontstaan die niet (meer) gecommuniceerd worden, want de communicatie leidt tot paradoxen die dwingen tot voortdurend herbeginnen. Mensen kunnen moeilijk leven met paradoxen.
We illustreren dit eerst met de interpretatie als “zichzelf verloochende voorspelling” van de fabel van Aesopus: “de jongen die “wolf” riep” (dit is een fabel die ontstaan is ongeveer 600 jaar voor het begin van onze tijdrekening). Hoe meer de jongen “wolf” roept, hoe minder een wolf zal waargenomen worden ook door anderen, hoe minder hij “wolf” roept, hoe meer een wolf zal waargenomen worden ook door anderen. Hoe meer de jongen communiceert, hoe minder zijn verwijzing door anderen kan geconstrueerd worden, hoe minder de jongen communiceert, hoe meer zijn verwijzing door anderen kan geconstrueerd worden. Bij deze interpretatie van de fabel is het irrelevant of de jongen de wolf al dan niet waargenomen zou hebben, of hij dingen kan waarnemen die anderen niet waarnemen, of de wolf door zijn geroep weggejaagd werd, of hij gelogen zou hebben of niet. De interpretatie als “ware uitspraak” of “leugen” verwijst naar de coördinatie in de samenleving die het gevolg kan zijn van de voorspelling: enkel bij een “ware uitspraak” wil men de coördinatie organiseren om de wolf te verdrijven. Waarachtigheid, oprechtheid van de jongen is een cruciale eigenschap voor functioneren in de samenleving, zelfs al kunnen anderen niet waarnemen wat de jongen waarneemt.
Historisch gezien is een laboratorium gegroeid als een omgeving die niet ervaarbare meningen kon afscheiden van herhaaldelijk ervaarbare aspecten. Maar: hoe statistisch zekerder men wil zijn van een hypothese over weinig voorkomende gebeurtenissen (is de voorspelling toeval of niet), hoe minder men rekening zal kunnen houden met invloeden die in werkelijkheid zullen optreden en hoe onzekerder de uitspraken worden voor situaties buiten het laboratorium. De wetenschappelijke methode laat zich hier zien als de falende profeet: hoe zekerder de profeet is dat z(h)ij moet waarschuwen, hoe minder z(h)ij gelijk krijgt en geroemd wordt. De wetenschappelijke methode kan enkel waarachtigheid nastreven in de ondernomen acties en hopen dat die waarachtigheid door de rest van de gemeenschap begrepen wordt.
De “tragedy of the commons” (Hardin) waarbij het streven naar individuele winst de coördinatie tussen agentia onmogelijk maakt en dus de individuele winst begrenst. Hoe meer agentia communiceren dat het hen om individuele winst gaat, hoe minder de kans dat ze dat realiseren. Ze hebben er dus alle belang bij om te communiceren dat ze het algemeen belang nastreven, om hun individuele winst te kunnen maximaliseren. Ook hier zien we dat waarachtigheid en oprechtheid cruciale eigenschappen zijn die enkel in actie kunnen blijken, niet alleen in communicatie.
De impliciete metingen van kwaliteit van een industrieel proces zijn de enige betrouwbare metingen. Hoe meer moeite men doet om kwaliteit te controleren, hoe minder kwaliteit men zal genereren omdat de acties die kwaliteit produceren zullen vervangen worden door het voldoen aan de controle. Hoe meer controle hoe meer storingskansen en storingsspreiding.
Bedrijven proberen veel processen in procedures te gieten die expliciet zijn en moeten gevolgd worden. Nochtans wordt veel impliciete kennis van medewerkers in een bedrijf nooit gecommuniceerd (of dat nu gewild is of niet om een unieke positie te verdedigen). Veel informele netwerken in en tussen bedrijven worden nooit in kaart gebracht en dit verklaart waarom een bedrijf of een sociale groep met zijn concurrenten kan samenwerken in bepaalde omgevingen. Dit noemt men coöpetitie (“onvermijdelijke coexistentie” “inescapable coexistance” zie Baumard). Dit geeft als gevolg dat (1) de vervanging van medewerkers bij hun pensionering gewoonlijk niet evident is of (2) als bij een volgende besparingsronde sommige medewerkers verdwijnen blijkt dikwijls dat bepaalde doelen nooit meer kunnen gerealiseerd worden, of dat sommige anti-doelen nooit meer kunnen vermeden worden.
Een cultuur ontstaat wanneer sommige agentia doelloos gaan communiceren, gaan “spelen” (hiermee geen doel willen bereiken), en zo context vaardigheden en vertrouwen bouwen zodanig dat de coördinatie mogelijk wordt om doelgericht samen te werken. Hoe meer tijd ze spenderen aan doelloze communicatie, hoe minder tijd het hen vergt om samen een doel te bereiken, hoe minder tijd ze spenderen aan doelloze communicatie, hoe meer tijd ze zullen nodig hebben om hun acties te coördineren. Dit leidt tot een nieuw model van menselijke samenwerking.
Elke agens spant een eigen werkelijkheid op waarmee het een toekomst kan voorspellen. Er zal altijd een tijdspanne zijn waarin de voorspelling niet meer betrouwbaar kan zijn aangezien er ook altijd iets anders gebeurt dan datgene dat het agens kan en wil initiëren en dat andere volgt zijn eigen dynamiek. Toch zal elke actie die nu ondernomen wordt ook invloed hebben in de dezelfde tijdsspanne waar het voorspellen niet betrouwbaar is. Een agens dat waarachtig wil zijn erkent dat de werkelijkheid nu te controleren is, in de nabije toekomst de werkelijkheid te beïnvloeden is met eigen gecreëerde onderscheidingen en dat het in de verdere toekomst open moet blijven voor andere manieren om de werkelijkheid te construeren. Elke agens heeft een ruimte waarin hij controle kan uitoefenen (“span of control”) die veel kleiner is dan de ruimte waarin hij kan beïnvloeden (“sphere of influence”) die op zijn beurt veel kleiner is dan de ruimte van aspecten die hij zou kunnen waarderen (“appreciative world”).
Degenen die op zoek zijn naar één objectieve waarheid hebben het moeilijk met het aanvaarden van de complexiteit die door de verschillende betrokken agentia (gewild of ongewild) binnengebracht wordt in de wereld van degenen die de ene objectieve waarheid veronderstellen.
Waarachtigheid is de erkenning dat elke agens zijn eigen werkelijkheid opspant, inclusief context en beperkingen en dat z(h)ijzelf en anderen dit willen respecteren.