Mensen vertellen elkaar verhalen over de werkelijkheid, verhalen die sommigen al dan niet bereid zijn te geloven. Het is immers de verbeelding, die uitgedrukt wordt in de verhalen, die verandering kan initiëren omdat de verbeelding, dank zij het verhaal, het mogelijk maakt dat sommigen een coördinatie zouden anticiperen die nog niet waarneembaar is. We moeten bij die anticipatie maar twee soorten processen onderscheiden: enerzijds positieve feedback (zichzelf vervullend) en anderzijds negatieve feedback (zichzelf verloochende). Het samenspel zien we in de manier waarop een samenleving probeert om gewenste veranderingen in een maatschappij mogelijk te maken en ongewenste veranderingen te verhinderen. Want in werkelijkheid zal er ook altijd iets anders gebeuren dan wat we doen gebeuren. Paradoxen zijn dus niet te vermijden, en het beste dat we kunnen doen is er oprecht en zeer transparant over zijn.
In een democratie noemen we die oprechtheid of transparantie “openbaarheid van bestuur”. Openbaarheid van bestuur in een democratie, samen met zowel wetgevende als gerechtelijke autonomie, heeft als gevolg dat de samenleving acties kan ondernemen om het beoogde doel op een bepaald niveau te bereiken of om een bepaald niveau te vermijden. Openbaarheid maakt coördinatie mogelijk, zowel coördinatie van samenwerking voor het bereiken van een doel als coördinatie van tegenwerking voor het bereiken van een doel (het “bereiken” van een “anti-doel”). Openbaarheid veronderstelt een gedeeld verhaal en weinig communicatie, maar indien nodig kan de situatie altijd door gelijk wie geconstrueerd worden en kan elkeen al dan niet vaststellen “dat het verhaal klopt”. Het is dat dat door de vrijheid van meningsuiting in een democratie gegarandeerd wordt. Transparantie aanbieden is onder andere een belangrijke taak voor het onderwijs waar de verhalen aangeboden worden vanaf jonge leeftijd. Transparantie garanderen is onder andere een belangrijke taak voor het onderzoek en de journalistiek.
Hieronder een modellering van het effect dat politieke partijen hebben op de problemen die we in een democratie kunnen herkennen. We kiezen voor een praktisch voorbeeld, namelijk de vervreemding van de natuur die we nu meemaken. Politieke partijen zijn de uiting van de huidige stand van zaken als de interpretatie van een representatieve democratie (in tegenstelling met een directe democratie). Politieke partijen zien we ontstaan wanneer groepen van gelijkgezinden proberen om de macht naar zich toe te trekken, macht die we met zijn allen verlenen aan de rechtsstaat. Daardoor proberen die groepen om onze rechten en plichten een nieuwe wending te geven door de wetgevende macht te veranderen in de richting die gewaardeerd wordt door de betrokken groep gelijkgezinden, eventueel zonder waardering op te brengen voor de waarden die andere groepen belangrijk vinden (“ze moeten maar hun eigen politieke partij oprichten om hun waarden te kunnen verdedigen”). De uitvoerende macht (het bestuur) en de rechterlijke macht zullen dan proberen die nieuwe wetten in praktijk te brengen en af te dwingen.
We zien in het model knooppunten en verbindende lijnen. De verbindende lijnen zijn stippellijnen wanneer de aantallen in de knooppunten in tegengestelde richting veranderen, het zijn volle lijnen wanneer de aantallen in de knooppunten in dezelfde richting veranderen. De knooppunten zijn niet alleen kwalitatieve karakteriseringen, maar ook kwantitatieve. Een knooppunt zullen we in de tekst die nu volgt tussen accolades zetten (namelijk {…}) om hieraan te herinneren. Bijvoorbeeld: in het schema zien we een knooppunt {Uitgesloten mensen}, dit is zowel een kwalitatieve beoordeling (we kunnen immers herkennen wanneer een mens uitgesloten is) en dit is ook een kwantitatieve beoordeling (we kunnen immers tellen hoeveel mensen uitgesloten zijn). We kunnen en moeten iets tellen en zo kunnen we (bijvoorbeeld in het schema) begrijpen dat mensen (telbaar) meer {Menselijke aspecten} waarderen, meetbaar in een mensenleven, dan dat ze {Aspecten van natuur} waarderen. Die laatste aspecten zijn soms enkel waarneembaar (en dus ook meetbaar) na ettelijke millennia en zijn voor individuele mensen ontelbaar als ze de (telbare) ervaringen in hun eigen leven als (telbaar) criterium hanteren. Omdat {Aspecten van natuur} de ervaringen van individuele mensen overstijgen, zijn ze voor mensen enkel voorstelbaar en kwantificeerbaar als aspecten van een verhaal dat voor hen voldoende geloofwaardig is.
Hiermee is de toon gezet van het voorbeeld, voorbeeld dat we nu expliciet in feedback processen formuleren.
We onderscheiden {Menselijke aspecten} van {Aspecten van natuur}. Dit is natuurlijk een arbitraire opsplitsing met de bedoeling om antropocentrische aspecten te onderscheiden van aspecten die dit niet zijn. Dit maakt het mogelijk om heel duidelijk aan te geven hoe het oprichten van politieke partijen onvermijdelijk enkel antropocentrische aspecten kan promoten, aangezien enkel mensen een politieke stem kunnen geven aan {Aspecten van natuur}. {Aspecten van natuur} zijn daardoor in een democratie dus onvermijdelijk antropocentrisch omdat ze enkel aspecten kunnen zijn van een gedeeld verhaal, en daar moet heel transparant over gecommuniceerd worden.
Of we nu willen of niet, ons leven kan zich enkel afspelen in coördinatie met natuurlijke processen. Hoe nemen we dat waar? Coördinatie betekent dat er een koppeling is tussen {Menselijke aspecten} en {Aspecten van natuur} (beide aspecten komen in dat ene knooppunt samen). Sommigen zullen de filosofische toer opgaan en zeggen dat deze opsplitsing toch een illusie is (want mensen zijn aspecten van de natuur), maar we betogen dat dit juist elke dag in praktijk moet kunnen omgezet worden en dat de opsplitsing daardoor in de praktijk geen illusie is, mensen hebben in praktijk geen stuurbare toegang tot natuurlijke processen. Voor de mens als toppredator ligt het voor de hand om de natuur te exploiteren en de asymmetrische relatie van mens en natuur is goed te modelleren en te documenteren als een prooi en predator relatie.
We zullen in wat volgt onderbouwen dat de asymmetrische relatie ook geldt voor de samenwerking van mensen in politieke partijen. We zullen daar de gevolgen van onderzoeken. Daarom splitsen we deze filosofische bedenking op in twee knooppunten, en dat op een kwalitatieve en kwantitatieve manier en we zijn transparant over de arbitraire keuze.
De praktijk is dus ons startpunt en de praktijk uit zich doordat mensen problemen ondervinden en daar oplossingen voor bedenken, en oplossingen zijn altijd afhankelijk van creativiteit, er zijn immers altijd meerdere oplossingen mogelijk voor een probleem. De keuze voor een van de vele oplossingen kan niet anders onderbouwd worden dan op basis van gedeelde waarden. Die meerdere oplossingen kunnen we dus ordenen in de mate dat ze meer of minder rekening houden met {Menselijke aspecten} (bijvoorbeeld: “wat wil ik bereiken in mijn korte leven”) of {Aspecten van natuur} (bijvoorbeeld: “wat zijn de gevolgen die onvermijdelijke ook gebeuren als ik iets wil bereiken”).
We expliciteren nu enkele van de causale lussen in het schema.
Hoe meer {Coördinatie in natuurlijke processen}, hoe minder {Mensen met problemen}, hoe minder {Mensen met problemen}, hoe minder {Uitgesloten mensen}, hoe minder {Uitgesloten mensen}, hoe minder {Groepen van gelijkgezinden}, hoe minder {Groepen van gelijkgezinden}, hoe meer {Aanvaarde oplossingen}, hoe meer {Aanvaarde oplossingen}, hoe meer {Spelingsruimte voor mens en natuur}, hoe meer {Spelingsruimte voor mens en natuur}, hoe meer {Coördinatie in natuurlijke processen}. Dit is duidelijk een positieve feedback. Meer {Coördinatie in natuurlijke processen} leidt tot meer {Coördinatie in natuurlijke processen}.
Voor de volledigheid bewijzen we de positieve feedback ook op de complementaire manier.
Hoe minder {Coördinatie in natuurlijke processen}, hoe meer {Mensen met problemen}, hoe meer {Mensen met problemen}, hoe meer {Uitgesloten mensen}, hoe meer {Uitgesloten mensen}, hoe meer {Groepen van gelijkgezinden}, hoe meer {Groepen van gelijkgezinden}, hoe minder {Aanvaarde oplossingen}, hoe minder {Aanvaarde oplossingen}, hoe minder {Spelingsruimte voor mens en natuur}, hoe minder {Spelingsruimte voor mens en natuur}, hoe minder {Coördinatie in natuurlijke processen}. Dit is duidelijk een positieve feedback. Minder {Coördinatie in natuurlijke processen} leidt tot minder {Coördinatie in natuurlijke processen}.
Historici kunnen goed documenteren hoe de {Spelingsruimte voor mens en natuur} in de loop van de voorbije eeuwen kwalitatief geëvolueerd is. Zij vinden sporen van beschavingen die door natuurlijke processen (of menselijke aspecten in coördinatie met natuurlijke processen) ontstonden en weer verdwenen. De {Spelingsruimte voor mens en natuur} werd meer en meer kwantitatief verduidelijkt in het wetenschappelijk verhaal sinds het begin van de jaren 60 van de voorbije eeuw. Toen werd een begin gemaakt met het in kaart brengen van de ecologische impact van de menselijke soort en de causale gevolgen van de eerste ingrepen om (de exploitatie van) de natuur te beheersen. De natuur past zich onvermijdelijk aan, eventueel door te verdwijnen. Dit kan niet gezegd worden van de menselijke soort als component van de ecologie: de menselijke soort wil niet verdwijnen maar wil zich ook niet aanpassen.
Nu zijn we in staat om de causale lus in deze redenering uit te breiden naar {Politieke partijen} als organisatievorm die de impact van individuele mensen vervangt. Er zijn daardoor altijd minder politieke partijen dan mensen, en die herkennen we doordat elke partij een andere selectie maakt van {Menselijke aspecten}.
We volgen de nieuwe causale lus.
Hoe meer {Coördinatie in natuurlijke processen}, hoe minder {Mensen met problemen}, hoe minder {Mensen met problemen}, hoe minder {Uitgesloten mensen}, hoe minder {Uitgesloten mensen}, hoe minder {Groepen van gelijkgezinden}, hoe minder {Groepen van gelijkgezinden}, hoe minder {Politieke partijen}, hoe minder {Politieke partijen}, hoe meer {Menselijke aspecten}, hoe meer {Menselijke aspecten}, hoe meer {Coördinatie in natuurlijke processen}. Dit is duidelijk een positieve feedback. Meer {Coördinatie in natuurlijke processen} leidt tot meer {Coördinatie in natuurlijke processen}. Uiteraard kan ook de complementaire interpretatie gevolgd worden, nu in een causale lus over het knooppunt {Politieke partijen}.
Het inzicht hier is dat meer (minder) {Politieke partijen} gekoppeld is met minder (meer) {Menselijke aspecten}. Politieke partijen willen zich profileren ten opzichten van elkaar en dat is dus onmogelijk als ze allemaal dezelfde {Menselijke aspecten} waarderen. Ze maken dus een selectie, en dat betekent dus dat de toename van de kwantiteit aan {Politieke partijen} altijd gekoppeld is een afname van aandacht voor sommige menselijke aspecten, en a fortiori (zelfs filosofisch gezien) dus ook altijd een afname van aandacht voor {Aspecten van natuur}, want de {Aspecten van natuur} worden niet door “de natuur” verdedigd, maar door mensen (enkel mensen kunnen stemmen). Dit verklaart ook waarom het bestaan van veel concurrerende politieke partijen niet per definitie goed is voor een democratie en hiervan eerder een oligarchie maakt. Op de duur gaan mensen niet meer gaan stemmen, waarmee {Uitgesloten mensen} enkel nog toeneemt. Dat, op zijn beurt, voedt eerder het verlangen naar een dictator of “verlichte heerser” als “toppredator”, wat uiteraard de democratie verder ondermijnt. Dit verklaart ook waarom een partij die met woorden belijdt om {Aspecten van natuur} te vertegenwoordigen uiteindelijk vast komt te zitten in een gevecht om de (antropocentrische) macht over een beperkt aantal antropocentrische aspecten van de {Aspecten van natuur}, de {Menselijke aspecten}. Op de duur gaat alle energie naar dat gevecht en gaat dus niet (meer) naar de {Coördinatie in natuurlijke aspecten} (om dat te zien moeten we enkel maar een causale lus bijmaken met {Levensvormen met problemen}, gekoppeld aan {Uitgesloten levensvormen}).
Coördinatie betekent dat er een koppeling is tussen {Menselijke aspecten} en {Aspecten van natuur}. Een van de menselijke aspecten is het aantal mensen op de aardbol en sommigen vinden juist het aantal problematisch en gaan van de hypothese uit dat hiermee de draagkracht van het leven op aarde overschreden wordt. Maar een alternatieve hypothese is ook mogelijk.
{Menselijke aspecten} en {Aspecten van natuur} bepalen elkaars draagkracht en we kunnen ook een standpunt innemen dat beide buffers enkel afhankelijk zijn van energie, afkomstig van de zon als bron, die onvermijdelijk getransformeerd zal worden in warmtestraling die in de kosmische put verdwijnt.
We hebben een interactie model gebouwd van soorten die dezelfde bron en put benutten zoals levende wezen dat doen. Hierin tonen we dat het totaal aantal levende wezens kan stabiliseren op een hoger niveau dan enkel de draagkracht van één soort op voorwaarde dat er genoeg diversiteit is in soorten. Mensen zijn uiteraard een levende soort maar er is meer: ze zijn in staat (dank zij hun empathie, intelligentie, creativiteit en aanpassingsvermogen) om verschillende soorten te imiteren of te emuleren.
De evolutie van het leven op de aardbol heeft een situatie bereikt waarin mensen individueel met elkaar met digitale technologie kunnen communiceren. We zouden die nieuwe mogelijkheden kunnen gebruiken in een vorm van directe democratie. We kunnen die technologie zodanig verder ontwikkelen dat die technologie helemaal geen thermische energie nodig heeft om te functioneren, en veel minder thermische energie genereert. We kunnen die technologie ook in levende structuren herkennen. We kunnen dat zodanig verder ontwikkelen dat de meeste zonne-energie die de aarde bereikt nog meer {Aspecten van natuur} genereert (door bijvoorbeeld eerst meer vegetatie te genereren die spontaan kan ontstaan en spontaan interactie genereert met nog meer natuurlijke processen).
We hebben ook een model gebouwd dat die communicatie technologie op een andere manier gebruikt om ons te verenigen in samenwerkingsverbanden die al de gekende gemeenschappen, bedrijven, culturen, partijen, ... overstijgt.
We stellen ook een nieuwe wetenschap voor die kan modelleren en simuleren dat er ook altijd iets anders gebeurt dan wat we doen gebeuren.