Taal is een van de gereedschappen die we kunnen gebruiken om processen te sturen naar een bepaald doel of anti-doel.
Taal genereert een complex van sporen met een zekere persistentie (de sporen die taal nalaat kunnen gedurende een tijdje bewaard worden in een medium en daardoor is taal een soort dynamisch geheugen dat blijvend evolueert). Dat complex van sporen vormt een model van een mogelijke (potentiële en geanticipeerde) werkelijkheid die daardoor ook een zekere persistentie krijgt. Aan al wie de sporen kan waarnemen geeft dit model van de werkelijkheid de mogelijkheid om acties te coördineren om samen meer te bereiken dan anders mogelijk zou geweest zijn. Coördinatie (twee entiteiten die hetzelfde of gecorreleerd gedrag vertonen) is altijd meer effectief dan willekeurige interactie. Effectiviteit kan gemeten worden aan het vermogen om een op voorhand bepaald doel te bereiken: effectieve acties verminderen de afstand tot het doel, en effectiviteit kan slechts achteraf vastgesteld worden (er zal bij elke actie ook altijd iets anders gebeuren dan waarvoor gekozen werd). Acties worden altijd ondernomen en zijn mogelijks puur willekeurig. De acties die onder invloed van taal genomen worden zijn niet meer willekeurig. Taal zorgt ervoor dat alle agentia zich het doel en een weg daarnaar toe kunnen inbeelden. Op die manier krijgen ze de mogelijkheid om lokaal beslissingen te nemen zonder hierover te moeten communiceren. Dit kan daarenboven zonder dat er voortdurend en voor alle aspecten van het verhaal overeenstemming zou moeten bereikt zijn.
We kunnen dat illustreren met een oud verhaal dat vermoedelijk zijn oorsprong vond in de Renaissance (rond 1500) bij het bouwen van de Sixtijnse kapel door beeldhouwer en schilder Michelangelo.
Tijdens mijn reizen kwam ik in een stad en zag dat in de buitenwijken ervan grote werken werden uitgevoerd door vele steenhouwers. Ik begon te informeren wat er aan de hand was en vroeg aan iemand: 'Wat ben je aan het doen?' Hij antwoordde: 'Ik hak mijn twintig stenen per dag, zodat ik 's avonds met mijn dagloon naar huis kan en mijn vrouw en kinderen kan voeden, kleden en onderdak geven.' Ik ging naar een tweede steenhouwer en vroeg opnieuw wat hij aan het doen was. Hij antwoordde: 'Ik worstel met een nieuwe beitel die ik vorige week heb ontworpen. Sommige stenen kunnen vanwege hun moeilijke korrel niet worden gesneden. Ik houd er niet van om ze weg te gooien en wil ze mooi tegen de nerf in snijden. Het is me bijna gelukt om de juiste beitel te maken: vier van mijn eerdere pogingen zijn mislukt, maar ik heb het gevoel dat het nu wel lukt.' Ik ging naar een derde steenhouwer en vroeg opnieuw wat hij aan het doen was. Hij antwoordde: 'Kijk om je heen! Zie je niet dat ik een kathedraal aan het bouwen ben?' Ik was erg onder de indruk en ging naar een vierde steenhouwer en vroeg wat hij aan het doen was. Hij draaide zijn hoofd naar mij toe, keek mij recht in de ogen en zei: 'Zie je niet dat ik stenen aan het hakken ben?' Daarna stopte ik met reizen en ging in die stad wonen, omdat het een goede plek was om te verblijven.
Taal vereist niet dat een verhaal maar op één correcte manier ervaren moet kunnen worden door de ontvanger ervan. Taal laat de mogelijkheid open dat elke ontvanger zich inbeeldt dat het verhaal werkelijk ervaren zou worden en die interpretatie kan voor elk verschillend zijn omdat elk andere onderscheidingen hanteert. Ze zouden dan in de toekomst ook gecoördineerd gedrag kunnen vertonen, zelfs al kunnen ze grondig verschillen in de mening ervan. De verbeelding toelaten om het verhaal op verschillende manieren ervaarbaar te maken is de krachtigste eigenschap van taal, maar zorgt ook voor de meeste communicatie problemen.
Aangezien de werkelijkheid een potentiële constructie is zijn creatieve geesten zoals schrijvers, toneelspelers, goochelaars, verkopers en advocaten dikwijls in staat hun toehoorders mee te nemen in een alternatieve constructie waarin “dezelfde” feiten of waarnemingen mogelijk en dus ook meer of minder aanvaardbaar worden. Degenen die op zoek zijn naar een objectieve waarheid hebben het daar moeilijk mee, maar ze beseffen niet hoezeer ook “een mogelijke werkelijkheid” de basis is van hun zoeken en dat ze dus beperkt worden door hun eigen paradigma, hun eigen “framing”. Goede verhalen, fictie, verbeelding kunnen waarachtig zijn en dus deel van het onderzoek naar de werkelijkheid, en daardoor voor sommigen ongemakkelijk en voor anderen een bevrijding.
Het centraal patroon dat we dus willen benadrukken is de coördinatie van de acties van agentia, die door het verhaal mogelijk gemaakt wordt. Dat is dus een effect dat de invloed van een individuele agens overstijgt. Die coördinatie kan onbedoeld of bedoeld zijn, dit doet er niet toe, maar bij het gebruik van begrippen in standaard taal is een bedoeling soms impliciet. Mensen hebben immers een intuïtief beeld van causaliteit vanuit hun eigen standpunt en dit kleurt de manier waarop ze oorzaak en gevolg zien. Dikwijls zien ze enkel wat ze kunnen zien en willen geloven. Ze houden er geen rekening mee dat er ook altijd iets anders gebeurt dat gunstig kan zijn voor hun bedoeling, hun bedoeling kan tegenwerken of ervoor irrelevant kan zijn, en dat andere nemen ze dus niet waar.
Taal geeft “de mogelijkheid tot...”, de sporen die taal achterlaten hoeven daarom nog niet te leiden tot enige actie, de mogelijkheid is er enkel als taal realiseerbare processen verbeeldt en actoren dan “ja” zeggen voor die processen, zelfs al zouden ze het niet eens zijn met de visie “erachter”. Er zijn verschillende talen die in parallel kunnen gebruikt worden en niet iedereen moet al die talen kunnen waarnemen, laat staan kunnen beheersen. Niemand eist dat elke uiting van taal zou moeten leiden tot actie. Actie is gedrag dat het geanticipeerde doel dichterbij brengt of dat zich juist van dat doel verwijdert. Gedrag kan gecoördineerd verlopen of niet en is misschien in een bepaalde taal niet uit te drukken. Gedrag kan bewust gecoördineerd worden of niet en daarvoor kan taal gebruikt worden, maar dat hoeft niet. De kracht van taal ligt in het articuleren van een verhaal, en daardoor een visie op de werkelijkheid, ondanks een beperkt repertorium. De krachtigste verhalen zijn de materiële persistente sporen (stigmergie) waarmee we ons omringen omdat elkeen die sporen op zijn eigen manier kan interpreteren. Verhalen verbinden, zowel de medestanders als de tegenstanders. Verhalen worden gemaakt met aspecten die door zowel medestanders als tegenstanders relevant bevonden worden, medestanders en tegenstanders delen dezelfde werkelijkheid.
We kunnen de geschiedenis van de invloed van de mens op zijn leefomgeving in deze context interpreteren. Die invloed was en is er niet enkel op de mens zelf maar op al het leven rondom de mens. Lang geleden ging de mens het surplus dat gegenereerd wordt door de uitbundigheid van het leven voor zijn eigen expansie (onder andere de voeding van meer mensen) gaan gebruiken. 12000 jaar geleden ontstonden daarom de eerste “gekweekte” vruchten en onvermijdelijk ook de eerste nederzettingen om die specifieke vruchten te verzorgen en te reserveren voor zichzelf. De mens begon de kracht van coördinatie te beseffen bovenop zijn vermogen om te anticiperen (anticiperen is het het aspect “dan…” in zijn “indien…, dan….”). De mens begon zijn “indien” uit te breiden. De mens begon creatief te zijn en kon zich een eigen gemaakte toekomst inbeelden bovenop de kennis die hij nodig had om te overleven. Coördinatie gebeurt sindsdien met behulp van verhalen die verbinden (sommigen zeggen dat dan “cultuur” en “spiritualiteit” ontstond). Eerst is er de verbeelding die gedeeld wordt, dan volgen de eerste prototypes die de coördinatie materialiseren zodanig dat elkeen die prototypes op zijn eigen manier kan waarnemen en ermee aan de slag kan gaan. Dit gebeurt met de eigen mogelijkheden en beperkingen maar wel binnen die globale verbeelding. Men begon niet alleen materieel te bouwen, maar men begon tijd te ontwerpen. Tijd ontwerpen is immers niet anders dan er voor zorgen dat er meer simultaan mogelijk wordt. Tijd ontwerpen is een heel realistische actie als men erop kan vertrouwen dat elkeen een bepaald doel wil bereiken dat nu nog niet waarneembaar is maar dat door iedereen verbeeld wordt, “indien…, dan….”. Eerst verbeelding, dan logica (of de coherentie van “ja” en “neen”).
We vertellen elkaar veel verhalen en met de globalisering van de mogelijkheden tot communicatie worden we er daarenboven door overspoeld. Communicatie kan zowel gewenst als ongewenst zijn en leidt tot paradoxen (voorbeelden kennen we als zichzelf vervullende of verloochende voorspelling).