Het is zeer verhelderend op te benadrukken dat “neen” altijd een “ja” is voor iets anders. Bijvoorbeeld wanneer ik zeg: “dit ervaar ik niet” dan blijk ik wel degelijk iets te kennen van wat ik dan wel ervaar. Dit inzicht kan pas grondig onderzocht worden door het operationeelbegrip “elkaar uitsluiten”.
“Het regent niet”. Het sneeuwt bijvoorbeeld, of het is stralend weer, maar in elk geval is er iets met het weer (ik zeg niet “het regent niet” om je iets te vertellen over de smaak van de soep, als het niet regent is er simultaan iets (anders) met het weer en hoef ik niet simultaan soep te proeven).
“Dit is niet rood”. Het is blauw, of geel, of cinnaber, maar in elk geval heb ik het over de kleur.
“Pelo kleeft niet”. Ik zal het dan wel hebben over het fysisch (?) contact van Pelo met iets, en Pelo kan van alles zijn. Maar de uitspraak brengt onmiddellijk met zich mee dat de uitspraak “bij welke kracht verschuift Pelo?” een zinvolle uitspraak is, terwijl “heeft Pelo nakomelingen?” dat veel minder is.
“Infrarood straling zie je niet”. Maar “het” zal wel op een andere manier waarneembaar zijn.
Wanneer we dus zeggen: “dit is niet a”, dan is wat we ervaren geen beleving die a in ons bewustzijn brengt, maar er is meer: we geven niet alleen de informatie dat datgene wat we ervaren iets anders is dan a, formeel dus <a>, maar ook dat simultaan, zowel met <a> als met a een aandachtspunt in ons bewustzijn is dat fijner is dan “iets”.
“Neen” is de opschorting van een beslissing om datgene wat ervaren wordt met een bestaand aandachtspunt te verbinden. “Neen” is de uitdrukking van het feit dat er nog iets anders is (of zou moeten zijn), een relevant aspect, een keuzevrijheid, waar we misschien nog geen naam voor hebben maar die fijner is dan datgene wat onze aandacht heeft. Elke keuzevrijheid abcd....p.... (waarbij we ons kunnen inbeelden dat de puntjes verder doorlopen) moeten we wel inperken. Bij een ingeperkte keuzevrijheid hebben we de beslissing genomen p..... te vervangen door q (we stellen dus p.... ↔ q), waarmee we de keuzevrijheid abcd....p.... dan voorstellen door abcd...q. Misschien moeten we die beslissing wel in vraag stellen nu we geconfronteerd worden met “Neen”.
“Neen” is zowel naar mezelf als naar anderen de aansporing de bestaande keuzevrijheid te onderzoeken om iets nieuws, iets anders waar te nemen.
“Neen” is een voorschrift dat iets uitsluit. Wanneer ik zeg dat dit geel is, spreek ik over kleur, maar sluit ik uit dat het blauw is. Rood, geel, oranje, cinnaber, turkoois, sluiten elkaar uit wat betreft “soort kleur zijn”. Zie ik rood dan kan ik me blauw wel voorstellen (blauw is willekeurig, iets anders dan rood maar niet ervaren) en omgekeerd. Heb ik een voorbeeld van de keuzevrijheid tussen iets anders dan rood en iets anders dan blauw? Geel bijvoorbeeld. Rood en blauw kunnen niet simultaan ervaren zijn. Ik heb wel de keuzevrijheid tussen rood en blauw maar wanneer ik rood kies, kan ik geen blauw meer kiezen. Blauw is geen element van de verzameling {xi | xi<rood> ↔ <>}. Kleur is het infimum van rood en geel en eventueel andere punten (kunnen we ons het infimum van enkel rood en geel voorstellen, kunnen we dat infimum creëren ruimer dan enkel kleur?). We ervaren kleur betekent dat een punt fijner dan zowel rood als geel als oranje, als cinnaber, als turkoois is ervaren. Kleur kan zich in verschillende toestanden bevinden: rood, geel, oranje, cinnaber, turkoois, … Weet ik wel zeker wat “een-boterbloem-is-geel” is? Wellicht niet, maar één ding weet ik wel: over wat jij toont, en wat ik nu ervaar, heb ik reeds een beslissing genomen in de keuzevrijheden die ik kan hanteren, ik kan niet meer vrij beslissen wat jij toont in mijn model voor “een-boterbloem-is-geel” op te nemen. Ik moet wat jij toont uitsluiten. Wat jij toont ga ik ANDERS noemen, ik ga me niet engageren mijn beslissingen te herzien, de vertrouwde structuur ga ik niet aanpassen. Ik engageer we wellicht niet omdat ik me niet wil inleven in jouw keuzevrijheden. Hiertoe zou ik mijn eigen keuzevrijheden moeten uitbreiden, en dat wil ik niet. Stel je voor dat ik ervan overtuigd ben dat mijn keuzevrijheden “absoluut” zijn. Dan zal jouw dadaïstische beschrijving (keuzevrijheid x) mij niet kunnen overhalen mijn beschrijving met mijn keuzevrijheid a “minder absoluut” te maken. Misschien is een gemeenschappelijk keuzevrijheid in mijn bewustzijn zelfs niet mogelijk en heb ik geen andere keuze dan gebruik te maken van mijn macht om mijn visie door te drukken.
Rood, geel, oranje, cinnaber, turkoois, sluiten elkaar niet uit wat betreft notaties op een blad papier. “Notaties op een blad” papier is fijner dan “rood”, “geel”, ... maar het ervaren van “rood” maakt het niet onmogelijk voor mij een andere notatie op een blad papier te ervaren. Een blad papier met daarop de notatie “rood” sluit niet uit dat daar ook de notatie “blauw” op staat.
Twee punten op 5mm van elkaar op de hand sluiten elkaar uit wat betreft puntvormige aanraking. Twee punten op 5mm van elkaar op de rug sluiten elkaar niet uit wat betreft puntvormige aanraking. Immers “een puntvormige aanraking” is simultaan in mijn bewustzijn bij al dan niet gelijktijdige aanraking van zowel de ene als de andere plaats; ik kan geen twee punten onderscheiden die maar die afstand van elkaar verwijderd zijn op mijn rug. We zeggen dus dat onze gevoeligheid op de hand veel fijner is dan op de rug. In dat gebied op mijn rug kan een puntvormige aanraking zich slechts in één toestand bevinden.
In de experimentele wetenschappen is men steeds verder de gevoeligheden gaan verbeteren... tot men in de kwantumfysica een punt bereikte waarop men over elkaar uitsluitende eigenschappen grondig moest gaan nadenken.
Klein en konijn sluiten elkaar uit wat betreft de eindklank “ijn”. Ik wil hiermee naar voor brengen dat dit formalisme nuttig kan zijn om de kracht van andere formele beperking te onderzoeken. Zo’n formele beperking is bijvoorbeeld het rijm. Willen we iets onthouden dan zullen we al snel alle mogelijkheden inperken door formele beperkingen in te bouwen: het woord dat hier moet gezocht worden moet rijmen op “ijn”. Men moet enkel in die toestanden gaan zoeken. Enkel die mogelijkheden die hierin passen kunnen gebruikt worden, alle andere zijn uitgesloten. Metrum en rijm waren de enige mogelijkheden waarover men vroeger beschikte. Alle gekozen mogelijkheden moesten dan als infimum het formele rijm, of het formele metrum bevatten. Niet alleen het rijm en het metrum wordt zo gebruikt, ook het geschreven woord, dit boek, deze kast, deze omgeving, deze digitale stockage. Tegenwoordig hebben we meer mogelijkheden en kunnen we als beperking bijvoorbeeld invoeren dat de gekozen mogelijkheden op een bepaalde manier moeten kunnen voorgesteld worden (bijvoorbeeld: het patroon *.htm als input geven zoekt enkel de documenten van het type htm).
In een droom kan ik de ervaring hebben dat ik zweef zonder enig hulpmiddel. Als ik wakker ben kan ik dan de vraag stellen: “heb ik werkelijk gezweefd?”. En dit betekent niet: heb ik werkelijk de ervaring van zweven gehad, maar: kan ik dan zweven als ik waak? Wakend is de samenhang van mijn ervaringen anders, heb ik andere keuzevrijheden, ken ik andere belevingen. Wat we wakend ook zouden voorstellen als model voor het zweven, het doet geen deugd. Waken en zweven zijn toestanden waarin ik mij kan bevinden: waken als ik wakker ben, zweven als ik droom.
Houdingen kunnen elkaar uitsluiten. Ben ik een materialist dan zeg ik: de mogelijkheid is denkbaar, maar ze stelt niets echt voor. Ben ik een idealist dan zeg ik: de mogelijkheid neem ik waar, maar het is anders en niet rechtstreeks waarneembaar. Ben ik een gevoelsmens dan zeg ik: de mogelijkheid is voorstelbaar, maar dat begeestert mij niet. Door sommige andere houdingen aan te nemen heb ik andere mogelijkheden dan door de houdingen aan te nemen die voor mij courant zijn. Ik zal zaken kunnen ervaren die anders uitgesloten zouden zijn.