We kunnen twee soorten operationele voorwaarden onderscheiden: noodzakelijke voorwaarden en voldoende voorwaarden. Stel nu z<a>, dus z is noodzakelijk voor a, en stel ook z<l>, dus z is noodzakelijk voor l. De disjunctie van beide is z<a><l>.

Het is dus mogelijk om meerdere contexten te onderscheiden waarvoor de hypothese van noodzakelijkheid van z geldt zonder dat dit invloed heeft op die hypothese. Dit betekent dus ook dat die hypothese nog fijner kan gekend worden als een disjunctie van andere aspecten zonder dat de noodzakelijkheid relaties daardoor veranderen. Inderdaad: stel dat z↔xy geldt en z<a><l>, dan geldt xy<a><l> evenzeer, en a fortiori x<a><l>. Voorbeeld: interpreteer z als zuurstof en x als oxidans.

Dit betekent dus dat de hypothese van noodzakelijkheid kan evolueren naarmate meer fenomenen ontdekt worden (een ontwerper zou zeggen “naarmate meer fenomenen gecreëerd worden”) waarbij de hypothese noodzakelijk blijkt te zijn. Dit betekent dus ook dat we dan kunnen voorspellen dat die hypothese ook in de toekomst waarneembaar zal zijn. Dit betekent dus ook dat het creëren van nieuwe fenomenen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde is om de blijvende relevantie van gekozen noodzakelijke voorwaarden aan te tonen.

Dit wordt bevestigd door de vaststelling dat we door toenemende kennis die op een operationeel onderbouwde manier verworven werd steeds beter in staat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor de fenomenen die we waarnemen te “re”construeren. Die noodzakelijke voorwaarden moeten dus een “blijvend karakter hebben”, moeten dus “al aanwezig geweest zijn” ondanks het gegeven dat we dat niet beseften, wat we “re”constructie noemen, en dat interpreteren we als het verleden, als de reconstructie van blijvende entiteiten waarvan we ook kunnen voorspellen dat ze blijvend zullen zijn in de toekomst, al was het maar op een nog fijner niveau. Bijvoorbeeld: we komen tot de conclusie dat het leven dat we nu kennen onmogelijk kan zonder materieel substraat, substraat dat we nu als molecules herkennen, die op hun beurt onmogelijk kunnen zonder atomen, die op hun beurt de hypothese van de noodzakelijkheid van nog fijnere blijvende entiteiten kunnen suggereren, entiteiten die blijkbaar minder en minder stabiel zijn in de testomgevingen die we daarvoor moeten construeren, zodanig dat we na al die testen wel moeten poneren dat er zoiets moet bestaan als kwantum fluctuaties van “iets”. En we voorspellen dan dat die in de toekomst ook waargenomen zullen kunnen worden.

Dit wordt ook bevestigd door de vaststelling dat de specifieke contexten die vandaag enkel maar kunnen gebeuren, waarvoor we dus niet kunnen kiezen, ook niet reconstrueerbaar zijn zonder willekeurige, niet met zekerheid gekende, informatie toe te voegen. Ze evolueren wel spontaan naar een toestand die ook vandaag reconstrueerbaar is, waar we ook vandaag zouden kunnen voor kiezen. Bijvoorbeeld: we kennen fenomenen die zo gevoelig zijn voor de “beginvoorwaarden” dat ze onvoorspelbaar zijn. Een potlood die op zijn punt staat zal vallen en blijven liggen in een meer stabiele positie, maar de positie zelf is onvoorspelbaar hoewel elke individuele positie simultaan een stabiele positie zal zijn, dus het is de stabiliteit die voorspeld wordt en niet de concrete positie.

Als we genoeg noodzakelijke aspecten gecreëerd hebben is de huidige beschikbare informatie voldoende om een toekomstige gebeurtenis te voorspellen in een taal die we daarvoor ontwikkeld hebben. We kunnen soms met zekerheid toekomstige gebeurtenissen beïnvloeden uitgaande van huidige, we beschikken dan over de relevante onderscheidingen hoewel de toekomstige gebeurtenissen met veel meer onderscheidingen zouden moeten beschreven worden. Sommige toekomstige gebeurtenissen evolueren spontaan vanuit huidige (worden veroorzaakt door huidige). Voorbeeld: een gesloten systeem evolueert spontaan naar één toestand van maximale entropie: de verschillende initiële toestanden leiden naar één (zelfde) toestand (equifinaliteit). De warme vloeistof in de koude fles zal de fles opwarmen tot wanneer beide dezelfde temperatuur hebben. De initiële toestand kan niet gereconstrueerd worden zonder informatie toe te voegen, informatie die in de loop van het proces verloren werd. Andere mogelijke oorzaken hebben een gelijk gevolg. Het gevolg is dus voorspelbaar. Andere oorzaken kunnen hetzelfde gevolg hebben. Maar dit hoeft niet zo te zijn: verschillende oorzaken kunnen nog steeds verschillende gevolgen hebben. De oorzaak is voldoende om het gevolg te kennen maar niet noodzakelijk. Verschillen (iets anders dan) worden in het proces vernietigd en niet gecreëerd. Het proces is voorspelbaar maar niet reconstrueerbaar. Verschillende toestanden convergeren naar één toestand. En ook: neem een huidige toestand die ontstaan is uit een ver van evenwicht situatie. De uitgangstoestand is slechts als “ver van evenwicht” te reconstrueren. De uitgangstoestand leidt naar verschillende eindtoestanden langs het proces van ‘bifurcaties’ op momenten van uiterste gevoeligheid voor externe invloeden. Hierdoor worden er onderscheidingen toegevoegd, maar geen weggenomen, onderscheidingen waarvoor op dat moment niet te kiezen is, onderscheidingen die al dan niet ingebouwd worden. Het proces is dus mogelijk reconstrueerbaar als de onderscheidingen ingebouwd worden, niet voorspelbaar. De oorzaak van de huidige toestand is noodzakelijk maar niet voldoende. Verschillen (iets anders dan...) worden gecreëerd en niet vernietigd. Eén gebeurtenis divergeert naar meerdere gebeurtenissen.

Al deze voorbeelden tonen aan dat er iets schort aan de talige manier om oorzakelijkheid te beschrijven. Oorzakelijkheid of causaliteit is een complex begrip dat verschillende ladingen dekt. We zijn bijvoorbeeld geneigd een causaal verband te zien als een koppeling tussen twee gebeurtenissen die op een verschillend tijdstip voorkomen, in die zin spreken we van de verleden oorzaken van het heden en de toekomstige gevolgen. Maar het begrip causaliteit verbergt een complexere structuur, wat we merken wanneer we een veronderstelde causaliteit moeten herroepen wanneer meer aspecten ervan op een creatieve manier geëxploreerd werden en operationeel bevestigd werden. We ervaren allemaal maar al te dikwijls dat verschillende verleden gebeurtenissen tot sommige huidige gebeurtenis hadden kunnen leiden, en dat sommige huidige gebeurtenis tot verschillende toekomstige gebeurtenissen zouden kunnen leiden. Wat ons interesseert is die sommige.

We kunnen sommige toekomstige gebeurtenissen beïnvloeden uitgaande van huidige, maar we kunnen niet alle facetten voorspellen, en dikwijls is dat niet eens nodig omdat sommige gebeurtenissen het voortbestaan van de entiteiten die we liefhebben niet zullen in gevaar brengen.

We kunnen sommige huidige gebeurtenissen verklaren uitgaande van verleden gebeurtenissen die we daartoe kunnen reconstrueren, maar we kunnen het verleden niet terug laten gebeuren, laat staan dat we alle facetten ervan onder ogen kunnen krijgen, en dikwijls is dat niet eens wenselijk omdat we sommige gebeurtenissen die het voortbestaan van de entiteiten die we liefhebben in gevaar hadden kunnen brengen niet willen terug laten gebeuren.

Besluit: construeerbare en voorspelbare elementen

Het begrip oorzaak en gevolg zouden we beter laten vallen omdat het te veel de connotatie met tijd heeft: we veronderstellen dat een gevolg altijd na een oorzaak komt: dit helpt ons niets vooruit. Een oorzaak kan een voldoende voorwaarde zijn en een gevolg kan een voldoende voorwaarde zijn. Een oorzaak kan een noodzakelijke voorwaarde zijn en een gevolg kan een noodzakelijke voorwaarde zijn.

Wat ons wel vooruit helpt is het besef dat er steeds een deel van de informatie bewaard wordt (een onderscheidingen universum), een deel verloren wordt en een deel nieuw gecreëerd wordt. In plaats van oorzaak en gevolg zouden we beter spreken van voorspelbaarheid of anticipeerbaarheid (voorwaarde → gebeurtenis) en construeerbaarheid (gebeurtenis → voorwaarde). Voorspelbaar is een mogelijke toekomst, construeerbaar is een mogelijk verleden. Beide zijn niet met zekerheid gekend en naarmate onze kennis groeit en we creatief blijven worden beide anders ingevuld. Dit zal ons helpen klaar te zien in wat we kunnen beïnvloeden, in wat zeker is en wat onzeker zowel in het verleden als de toekomst. Het zou best eens kunnen zijn dat dit met het beheren van zéér weinig punten mogelijk is (we gebruiken dan de kracht van de simultaneïteitsrelatie en de daaruit ontstane structuur: herinner: 3,4.1038 unieke punten zijn te reduceren tot de mogelijke combinaties van 7 punten).

Inzicht in deze materie staat haaks op de bedoelingen van de klassieke beschrijving van de werkelijkheid. Door het feit dat een klassieke beschrijving volledig is per definitie kunnen er geen andere elementen in optreden (verleden en toekomst zijn gedetermineerd). De evolutie in een klassieke wereld is de evolutie van het ervaren van (het gedrag van) reeds aanwezige elementen, er wordt geen informatie toegevoegd, er gaat geen informatie verloren. Verandering is in de klassieke wereld niet mogelijk. Dit heeft te maken met de klassieke vooronderstelling dat voor alle combinaties van elementen geldt dat er steeds één model gevormd wordt, dus dat een unie van elementen steeds een model is en dat dit model volledig is.

Het is de creatie van bijkomende onderscheidingen die door ontwerpers als relevant kunnen voorgesteld worden (en het mogelijk maken om een doel te beschrijven dat mogelijk en wenselijk is) die inzicht geeft in het belangrijk proces van een zichzelf vervullende voorspelling en zijn duaal een zichzelf verloochende voorspelling. Beide zijn een visie of een verhaal dat door sommigen wenselijk geacht wordt en door andere als te vermijden beoordeeld wordt. De zichzelf vervullende voorspelling leidt tot een coördinatie indien er veel gecommuniceerd wordt en is relevant als iets moet veranderen, de zichzelf verloochende voorspelling leidt tot een coördinatie indien er weinig gecommuniceerd wordt en is relevant als iets op hetzelfde niveau moet blijven bestaan.