We ervaren nu en enkel nu. Voor ieder van ons geldt dat wat we ervaren niet te onderscheiden is van wat ons nu gebeurt. Wat ons gebeurt is immers ook iets anders dan dat wat we gekozen hebben om nu te ervaren. Dit is het enige axioma van het haakformalisme. Dit “ervaren-en-laten-gebeuren” laat een (eventueel zeer vluchtig) spoor achter. Als we iets willen leren uit het ervaren nu, dan moet dat spoor lang genoeg blijven bestaan als fysisch waarneembaar object, of we moeten het in een of ander geheugen opslaan en daar terug kunnen ophalen. Verleden en toekomst zijn constructies (indien …, dan…) die we realiseren met behulp van ervaren (en dus ervaarbare) sporen in het heden. Het verleden is wat wij construeren als een mogelijke noodzakelijke voorwaarde voor het heden. Soms moeten we het verleden door nieuwe inzichten re-construeren. De toekomst is wat wij construeren als datgene waarvoor het heden een mogelijke noodzakelijke voorwaarde is. We kunnen al veel voorspellen, maar we slagen de bal ook dikwijls mis, het heden is enkel een noodzakelijke voorwaarde, geen voldoende voorwaarde. Wat wij een beschaving noemen is het geheel van processen dat ervoor kan zorgen dat we nu de beslissingen nemen waarmee we ons zowel een mogelijk verleden (“vanwaar komen we?”) kunnen verbeelden, als een mogelijke toekomst (“waar gaan we naartoe?”). Een beschaving maakt het mogelijk om de aspecten die ons dierbaar zijn herhaaldelijk te ervaren en daardoor kunnen we ook een brug maken tussen de agentia-in-context die ons voorgegaan zijn en de agentia-in-context die na ons zullen komen.
We doen deze uitspraken in de context van tijd enkel met het begrip “noodzakelijke voorwaarde” en niet met het begrip “voldoende voorwaarde”. De reden hiervoor is omdat dit een noodzakelijke voorwaarde ook vanuit een deterministisch standpunt kan begrepen worden: als we wat noodzakelijk is onmogelijk maken kunnen we een ongewenst resultaat vermijden, en dat is zo vanuit een deterministisch standpunt of een niet-deterministisch standpunt. Het determinisme gaat ervan uit dat “in principe” alle aspecten van de werkelijkheid gekend zijn, een niet-deterministisch standpunt gaat ervan uit dat dit onmogelijk is, maar we moeten maar één noodzakelijk aspect onmogelijk maken om een proces te kunnen stoppen. We hadden ook kunnen zeggen: “het verleden is wat wij construeren als datgene waarvoor het heden een mogelijke voldoende voorwaarde is. De toekomst is wat wij construeren als datgene dat voor het heden een mogelijke voldoende voorwaarde is”. Dit is evenzeer een valide uitspraak maar moeilijker te bewijzen vanuit een deterministisch standpunt, daarvoor “ontbreekt ons kennis”. We kunnen immers twee soorten operationele voorwaarden onderscheiden: noodzakelijke voorwaarden en voldoende voorwaarden. Ze zijn door dualiteit met elkaar gerelateerd en dat is niet anders dan de relatie van simultaneïteit en die is door een eenvoudige tabel in het haakformalisme te representeren.
De moeilijkheid om de dualiteit te zien is het gevolg van het slecht begrijpen van de disjunctie. Dit wordt in het haakformalisme helder weergegeven. Stel z<a>, dus z is noodzakelijk voor a, en stel ook z<b>, dus z is noodzakelijk voor b. De disjunctie van beide is z<a><b>. Het is dus mogelijk om meerdere contexten te onderscheiden waarvoor de hypothese van noodzakelijkheid van z geldt zonder dat dit invloed heeft op die hypothese. Dit betekent dus ook dat die hypothese nog fijner kan gekend worden als een disjunctie van andere aspecten zonder dat de noodzakelijkheid relaties daardoor veranderen. Inderdaad: stel dat z↔xy geldt en z<a><b>, dan geldt xy<a><b> evenzeer, en a fortiori x<a><b>. Voorbeeld: interpreteer z als zuurstof en x als oxidans. Dit betekent dus dat de hypothese van noodzakelijkheid kan evolueren naarmate meer fenomenen ontdekt worden (een ontwerper zou zeggen “naarmate meer fenomenen gecreëerd worden”) waarbij de hypothese noodzakelijk blijkt te zijn. Dit betekent dus ook dat we dan kunnen voorspellen dat die hypothese ook in de toekomst waarneembaar zal zijn. Dit betekent dus ook dat het creëren van nieuwe fenomenen een noodzakelijke en voldoende voorwaarde is om de blijvende relevantie van gekozen noodzakelijke voorwaarden aan te tonen. Dat is juist de essentiële vaardigheid van ontwerpers.
Dit wordt bevestigd door de vaststelling dat we door toenemende kennis die op een operationeel onderbouwde manier verworven werd steeds beter in staat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor de fenomenen die we waarnemen te “re”construeren. Die noodzakelijke voorwaarden moeten dus een “blijvend karakter hebben”, moeten dus “al aanwezig geweest zijn” ondanks het gegeven dat we dat niet beseften (zoals verondersteld wordt in het determinisme), wat we “re”constructie noemen, en dat interpreteren we als het verleden, als de reconstructie van blijvende entiteiten waarvan we ook kunnen voorspellen dat ze blijvend zullen zijn in de toekomst, al was het maar op een nog fijner niveau. Bijvoorbeeld: we komen tot de conclusie dat het leven dat we nu kennen onmogelijk kan zonder materieel substraat, substraat dat we nu als complexe organische molecules herkennen, die op hun beurt onmogelijk kunnen zonder atomen, die op hun beurt de hypothese van de noodzakelijkheid van nog fijnere blijvende entiteiten kunnen suggereren (fermionen, bosonen, ...) entiteiten die blijkbaar minder en minder stabiel zijn in de testomgevingen die we daarvoor moeten construeren, zodanig dat we na al die testen wel moeten poneren dat er zoiets moet bestaan als kwantum fluctuaties van “iets”. En we voorspellen dan dat die in de toekomst ook waargenomen zullen kunnen worden.
Dit wordt ook bevestigd door de vaststelling dat de specifieke contexten die vandaag enkel maar kunnen gebeuren, waarvoor we dus niet kunnen kiezen, ook niet reconstrueerbaar zijn zonder willekeurige, niet met zekerheid gekende, informatie toe te voegen. Ze evolueren wel spontaan naar een toestand die ook vandaag reconstrueerbaar is, waar we ook vandaag zouden kunnen voor kiezen. Bijvoorbeeld: we kennen fenomenen die zo gevoelig zijn voor de “beginvoorwaarden” dat ze onvoorspelbaar zijn. Een potlood die op zijn punt staat zal vallen en blijven liggen in een meer stabiele positie, maar de positie zelf is onvoorspelbaar hoewel elke individuele positie simultaan een stabiele positie zal zijn, dus het is de stabiliteit die voorspeld wordt en niet de concrete positie. De concrete positie is een mogelijke materialisatie van een stabiele positie.
Als we genoeg noodzakelijke aspecten gecreëerd hebben is de huidige beschikbare informatie voldoende om sommige aspecten van een toekomstige gebeurtenis te voorspellen in een taal die we daarvoor ontwikkeld hebben. De taal van oorzaak en gevolg is echter zeer verwarrend. We kunnen soms met zekerheid toekomstige gebeurtenissen beïnvloeden uitgaande van huidige, we beschikken dan over de relevante onderscheidingen hoewel de toekomstige gebeurtenissen met veel meer onderscheidingen zouden moeten beschreven worden. Sommige toekomstige gebeurtenissen evolueren spontaan vanuit huidige (worden “veroorzaakt” door huidige). Voorbeeld: een gesloten systeem evolueert spontaan naar één toestand van maximale entropie: de verschillende initiële toestanden leiden naar één (zelfde) toestand (equifinaliteit). De warme vloeistof in de koude fles zal de fles opwarmen tot wanneer beide dezelfde temperatuur hebben. De initiële toestand kan niet gereconstrueerd worden zonder informatie toe te voegen, informatie die in de loop van het proces verloren werd. Andere “mogelijke oorzaken” hebben een “gelijk gevolg”. Het “gevolg” is dus voorspelbaar. “Andere oorzaken” kunnen “hetzelfde gevolg” hebben. Maar dit hoeft niet zo te zijn: verschillende “oorzaken” kunnen nog steeds verschillende “gevolgen” hebben. De oorzaak is in dit geval voldoende om het gevolg te kennen maar niet noodzakelijk. Verschillen (iets anders dan) worden in het proces vernietigd en niet gecreëerd. Het proces is voorspelbaar maar niet reconstrueerbaar. Verschillende toestanden convergeren naar één toestand. En ook: neem een huidige toestand die ontstaan is uit een ver van evenwicht situatie. De uitgangstoestand is slechts als “ver van evenwicht” te reconstrueren. De uitgangstoestand leidt naar verschillende eindtoestanden langs het proces van “bifurcaties” op momenten van uiterste gevoeligheid voor externe invloeden. Hierdoor worden er onderscheidingen toegevoegd, maar geen weggenomen, onderscheidingen waarvoor op dat moment niet te kiezen is, onderscheidingen die al dan niet ingebouwd worden. Het proces is dus mogelijk reconstrueerbaar als de onderscheidingen ingebouwd worden, niet voorspelbaar. De oorzaak van de huidige toestand is noodzakelijk maar niet voldoende. Verschillen (iets anders dan...) worden gecreëerd en niet vernietigd. Eén gebeurtenis divergeert naar meerdere gebeurtenissen.
Al deze voorbeelden tonen aan dat er iets schort aan de talige manier om oorzakelijkheid te beschrijven. Oorzakelijkheid of causaliteit is een complex begrip dat verschillende ladingen dekt. We zijn bijvoorbeeld geneigd een causaal verband te zien als een koppeling tussen twee gebeurtenissen die op een verschillend tijdstip voorkomen, in die zin spreken we van de verleden oorzaken van het heden en de toekomstige gevolgen. Maar het begrip causaliteit verbergt een complexere structuur, wat we merken wanneer we een veronderstelde causaliteit moeten herroepen wanneer meer aspecten ervan op een creatieve manier geëxploreerd werden en operationeel bevestigd werden. We ervaren allemaal maar al te dikwijls dat verschillende verleden gebeurtenissen tot sommige huidige gebeurtenis hadden kunnen leiden, en dat sommige huidige gebeurtenis tot verschillende toekomstige gebeurtenissen zouden kunnen leiden. Wat ons interesseert is die sommige.
We kunnen sommige toekomstige gebeurtenissen beïnvloeden uitgaande van huidige, maar we kunnen niet alle facetten voorspellen, en dikwijls is dat niet eens nodig omdat sommige gebeurtenissen het voortbestaan van de entiteiten die we liefhebben niet zullen in gevaar brengen.
We kunnen sommige huidige gebeurtenissen verklaren uitgaande van verleden gebeurtenissen die we daartoe kunnen reconstrueren, maar we kunnen niet alle aspecten ervan reconstrueren. We kunnen het verleden niet terug laten gebeuren en dikwijls is dat niet eens wenselijk omdat we sommige gebeurtenissen die het voortbestaan van de entiteiten die we liefhebben in gevaar hadden kunnen brengen niet willen terug laten gebeuren. We gaan dan op zoek naar aspecten die daar noodzakelijk voor zijn en we maken ze dan onmogelijk te ervaren.
Het begrip oorzaak en gevolg zouden we beter laten vallen omdat het te veel de connotatie met tijd heeft: we veronderstellen dat een gevolg altijd na een oorzaak komt: dit helpt ons niet vooruit op cyclische processen te modelleren. Een oorzaak kan een voldoende voorwaarde zijn en een gevolg kan een voldoende voorwaarde zijn. Een oorzaak kan een noodzakelijke voorwaarde zijn en een gevolg kan een noodzakelijke voorwaarde zijn. In een cyclisch proces onderscheiden we minimaal twee toestanden, noem deze a en b. Als het proces doorgaat is a noodzakelijk voor b en b noodzakelijk voor a. Duaal geldt evenzeer dat a voldoende is voor b en b voldoende is voor a.
Wat ons wel vooruit helpt is het besef dat er steeds een deel van de informatie bewaard wordt (een onderscheidingen universum), een deel verloren wordt en een deel nieuw gecreëerd wordt. In plaats van oorzaak en gevolg zouden we beter spreken van voorspelbaarheid of anticipeerbaarheid (voorwaarde → gebeurtenis) en construeerbaarheid (gebeurtenis → voorwaarde). Voorspelbaar is een mogelijke toekomst, construeerbaar is een mogelijk verleden. Beide zijn niet met zekerheid gekend en naarmate onze kennis groeit en we creatief blijven worden beide anders ingevuld. Dit zal ons helpen klaar te zien in wat we kunnen beïnvloeden, in wat zeker is en wat onzeker zowel in het verleden als de toekomst. Het zou best eens kunnen zijn dat dit met het beheren van zéér weinig punten mogelijk is (we gebruiken dan de kracht van de simultaneïteitsrelatie en de daaruit ontstane structuur: herinner: 3,4.1038 unieke punten zijn te reduceren tot de mogelijke combinaties van 7 punten).
Inzicht in deze materie staat haaks op de bedoelingen van de klassieke beschrijving van de werkelijkheid. Door het feit dat een klassieke beschrijving volledig is per definitie kunnen er geen andere elementen in optreden (verleden en toekomst zijn gedetermineerd). De evolutie in een klassieke wereld is de evolutie van het ervaren van (het gedrag van) reeds aanwezige elementen, er wordt geen informatie toegevoegd, er gaat geen informatie verloren. Verandering is in de klassieke wereld niet mogelijk. Dit heeft te maken met de klassieke vooronderstelling dat voor alle combinaties van elementen geldt dat er steeds één model gevormd wordt, dus dat een unie van elementen steeds een model is en dat dit model volledig is.
Het is de creatie van bijkomende onderscheidingen die door ontwerpers als relevant kunnen voorgesteld worden (en het mogelijk maken om een doel te beschrijven dat mogelijk en wenselijk is) die inzicht geeft in het belangrijk proces van een zichzelf vervullende voorspelling en zijn duaal een zichzelf verloochende voorspelling. Beide zijn een visie of een verhaal dat door sommigen wenselijk geacht wordt en door andere als te vermijden beoordeeld wordt. De zichzelf vervullende voorspelling leidt tot een coördinatie indien er veel gecommuniceerd wordt en is relevant als iets moet veranderen, de zichzelf verloochende voorspelling leidt tot een coördinatie indien er weinig gecommuniceerd wordt en is relevant als iets op hetzelfde niveau moet blijven bestaan.