De heuristiek van het creatief ontwerpen wordt op de meest compacte manier verbeeldt door de ontwerp paradox: om vooruit te kunnen gaan in het proces van ontwerpen moeten de betrokkenen (stakeholders genoemd) beslissingen nemen, dus beperkingen opleggen in de ruimte van alle beschikbare en/of gecreëerde mogelijkheden. Een beslissing tussen alternatieven impliceert dat een ordening mogelijk moet zijn voor die alternatieven. Aanvankelijk kan een beslissing slechts op basis van bestaande criteria onderbouwd worden. Die criteria zijn bijvoorbeeld historisch bepaald, cultureel aanvaard, conventioneel, vanzelfsprekend, enz.... Inderdaad, de stakeholders kennen te weinig van waar ze mee bezig zijn om dit op andere criteria te kunnen doen. De bestaande criteria zijn dan vooral belangrijk omdat ze de mogelijkheid geven om de beslissingen te communiceren: stakeholders gebruiken een gekende taal, en een taal eist dat gekende concepten gebruikt worden en intern consequent toegepast worden. Dank zij deze beslissingen gaan de betrokkenen vooruit en komen ze meer en meer te weten over datgene waarmee ze bezig zijn. Dit betekent dat ze, naarmate het ontwerpproces vordert, meer en meer aspecten gevalideerd hebben op basis waarvan ze hun oorspronkelijke beslissingen hadden kunnen nemen maar niet genomen hebben (en dat is dus de paradox). Eventueel creëren ze tijdens het ontwerp proces een nieuwe taal, nieuwe gedragsmogelijkheden, en moeten ze die nieuwe concepten zien te communiceren en dus interactie opzoeken met wat in werkelijkheid hiermee kan gebeuren. Met wat ze hierbij leren kunnen ze dan de oorspronkelijke beslissingen in vraag stellen en begrijpen ze die als toevallige beslissingen. Zonder beslissingen te nemen zouden stakeholders niet vooruit kunnen gaan, maar achteraf zouden ze wel eens verkeerd kunnen blijken te zijn en moeten ze op hun stappen terugkeren en deels herbeginnen. De ontwerp paradox ligt dus aan de basis van de onvermijdelijkheid van het iteratief ontwerpen.
We kunnen ditzelfde inzicht ook meetbaar uitdrukken. In de loop van het ontwerpproces kunnen we minstens twee aspecten meten: enerzijds is er de keuzevrijheid die groot is aan het begin van het traject (er zijn nog maar weinig beslissingen gevallen) en klein aan het einde (dan liggen immers niet alleen de opgegeven specificaties vast, maar zijn ook alle wensen nieuwe specificaties geworden waaraan voldaan moet worden), anderzijds is er de kennis van de uitdaging die een zekere waarde heeft aan het begin van het traject (veel is nog hypothetisch, “indien...”) maar zeker groter aan het einde (dan immers zijn alle modellen getest, “indien..., dan...” en zijn er ook dingen gebeurd die nooit hadden kunnen voorspeld worden). We kunnen dus de afname van de keuzevrijheid meten (de afname van de mogelijkheden) en de toename van de kennis (de toename van de beperkingen die anticipatie mogelijk maken) in de loop van de tijd, waarbij tijd niet absoluut is maar de uitdrukking van de onmogelijkheid om minstens twee aspecten simultaan te ervaren, wat agens en context afhankelijk is. Afname van keuzevrijheid en toename van kennis zijn op exact dezelfde manier te meten en beide processen hebben dezelfde halfwaarde tijd/verdubbelingstijd. Ze zijn elkaars duaal, de ene is een negatieve feedback, de andere een positieve feedback.
Het afnemen van de keuzevrijheid is meetbaar in het aantal onderscheidingen dat toeneemt in de conjunctie van wat moet bereikt worden. Hoe meer onderscheidingen de conjunctie opbouwen, hoe minder keuzevrijheid.
Het toenemen van de kennis is op dezelfde manier meetbaar als het aantal onderscheidingen dat toeneemt in de conjunctie van wat moet bereikt worden. Hoe meer onderscheidingen de conjunctie opbouwen, hoe meer men kan anticiperen dat ze met zekerheid zullen waargenomen worden.
De
grafiek illustreert het inzicht dat ontwerpen het vertalen is van
mogelijkheden in beperkingen. Het doel is het exponentieel reduceren
van de gebeurtenissen die zouden kunnen waargenomen worden en
tezelfdertijd het exponentieel laten toenemen van kennis.
De grafiek modelleert ook dat er in het verleden altijd een minimale kennis kan ge(re)construeerd worden en dat er in de toekomst altijd minimale mogelijkheden zullen overblijven. De grafiek modelleert ook dat de intensiteit van de mogelijkheden plots waargenomen wordt, plots meetbaar wordt en dat de intensiteit van de kennis na een bepaalde tijd zodanig zal toenemen dat het dit niet meer bewust waarneembaar is (in een tijdsinterval, hoe kort ook, explodeert). Dit laatste illustreert hoe intuïtie kan gemodelleerd worden: op een zeker ogenblik is inzicht overweldigend en kan niet meer bewust gereconstrueerd worden.
De conjunctie van onderscheidingen is gedefinieerd in een maximaal universum, waarbij een aantal onderscheidingen kunnen gekozen worden en een aantal andere enkel kunnen gebeuren. Die conjunctie is zo krachtig omdat het ervaren van de conjunctie simultaan een exponentieel aantal onderscheidingen doet ervaren, en het laten gebeuren van de conjunctie simultaan een exponentieel aantal onderscheidingen doet gebeuren. Toch is het zeer goed mogelijk (in het proces van co-creatie met alle stakeholders) dat de keuzevrijheid niet alleen afneemt en het niveau van kennis niet enkel toeneemt. Dit wordt veroorzaakt doordat elke agens in het proces zijn verwachtingen, die hij als referentiepunt gebruikt, kan bijstellen. Waarom zou een agens zijn verwachtingen niet bijstellen als blijkt uit zijn ervaringen met een prototype dat een bepaalde verwachte conjunctie ONMOGELIJK is? Waarom zou die agens dan niet toelaten dat de keuzevrijheid van waaruit conjuncties kunnen geconstrueerd worden dan weer moet toenemen (en hiervoor is creativiteit nodig!) om wat onmogelijk bleek te zijn in een ander soort universum met nieuwe ogen te kunnen bekijken? Elke stakeholder is dus gevoelig enkel voor die aspecten die voor hem relevant zijn en dit kan in de loop van de tijd veranderen.
Dit leidt tot een heuristiek die context afhankelijk ingevuld wordt om een op voorhand vastgelegde deadline met een kwalitatief ontwerp te kunnen bereiken en het is deze heuristiek die fundamenteel onderbouwd wordt door het haakformalisme.