Elke betrokkene heeft door zijn meetbare eisen de empirische werkelijkheid afgebeeld in een symbolische werkelijkheid (meestal een numeriek stelsel). Deze afbeelding is een model. Een model voor x is een verzameling van sommige eigenschappen van x. Wanneer in het ontwerp parameter x zou gerealiseerd worden, dan zouden met zekerheid ook de bedoelde parameters van het model gerealiseerd worden. De meetwaarde of score is een beschrijving van de werkelijkheid op een symbolische manier die door de keuze van het symboolsysteem beïnvloed is. Een meting is altijd een verschilmeting. De meetwaarde die we bekomen moet een verschil maken dat een verschil maakt in de context waarin we de meetwaarde gaan gebruiken. De ontwerper moet zich heel duidelijk bewust zijn van de contexten waarin deze eisen en metingen ontstaan zijn.

Ontwerpers bevinden zich niet alleen in een materieeltechnische context, met duidelijke en genormaliseerde testen en metingen, zij bevinden zich ook in veel complexere contexten (neem maar als voorbeeld menselijk gedrag). Daardoor moeten ze ook de modellen die in dit veld gebruikt worden kunnen hanteren. Sommige gebruikssituaties zijn daarenboven heel moeilijk, zoniet onmogelijk te simuleren en toch zijn ze voor een ontwerper een belangrijk element van het ontwerp. Tot overmaat van complexiteit zijn ontwerpers niet op de eerste plaats bezig met bestaande artefacten, maar voornamelijk met nieuwe situaties en mogelijkheden, en dus moeten zij zich afvragen of bestaande modellen en definities in die nieuwe situatie kunnen gebruikt worden (misschien moet ze wel overgaan naar een nieuwe taal?). Laten we immers niet vergeten dat een model voor een bepaalde eigenschap x een verzameling is van sommige eigenschappen van x. Vraag is nu: zijn deze eigenschappen relevant in de nieuwe situatie?

Dit alles brengt met zich mee dat een ontwerper zich fundamentele vragen moet durven stellen over het soort modellen dat kan gebruikt worden en over het nut van de modellen die hij en alle betrokkenen zouden kunnen maken. Het soort model is immers van grote invloed op de kost (inspanning, middelen, tijd, ...) van het onderzoek dat men met het model wil uitvoeren om de werkelijkheid te begrijpen en te voorspellen. Het modellen onderzoek heeft slechts zin wanneer de kost om ergens geen rekening mee te houden of om iets niet verder te onderzoeken groter zal zijn dan de kost van het onderzoek zelf. De kost moet dus overeenkomen met de resultaten die men ermee kan behalen. Dit moet overeenkomen met de schade die men riskeert bij het niet uitvoeren van het onderzoek. Dit is voornamelijk van belang voor die modellen waar de kost hoog is, de schade bij niet uitvoeren hoog, en de resultaten die men ermee verkrijgt dubieus. Tot overmaat van ramp kan men dit slechts achteraf vaststellen.

We moeten het nog scherper stellen: het is enkel wanneer de ontwerper de te verwachten situaties met verschillende modellen kan benaderen dat de kans groot is dat hij de mogelijkheden en onmogelijkheden van de door hem gebruikte modellen optimaal benut. Wie immers slechts een hamer heeft zal op de duur alles gaan beschouwen als een nagel.

De volgende methoden zijn een basis om met deze veelheid te kunnen omgaan. Zij zijn gericht zijn op het verkennen van de grenzen van verschillende soorten modellen die de betrokkenen zouden kunnen hanteren en de informatieraffinage die hierbij mogelijk is,

Selecteer het waarnemingsmodel

Breng de conceptuele ruimte in kaart

Literatuuronderzoek

Het opstellen van schriftelijke enquêtes

Grenzen onderzoek

Evaluatie van ratio meetbare gegevens

Black box testen

Documenteer voor elke betrokkene zijn eisen en wensen, inclusief meetmethode en target