Als we ons als ontwerpers gedragen, dan kunnen we een nieuwe werkelijkheid opspannen. We kunnen de relaties tussen verschillende aspecten zo veranderen dat ze herkend kunnen worden als nieuwe aspecten, als aspecten die een “ja” (of een “neen”) zullen toegewezen krijgen als agentia met zichzelf en met elkaar communiceren en daardoor het aspect waarde geven. Hoe creatiever we zijn, hoe minder sommige aspecten de waardetoekenning van andere aspecten onmogelijk maken. Door een nieuwe werkelijkheid op te spannen doen we aan waardecreatie en we kunnen er voor zorgen dat de verscheidenheid van aspecten, waaraan we een waarde zouden kunnen toekennen, toeneemt. Dit betekent niet dat die waarde dan ook toegekend wordt door enige agentia. Juist dat geldt ook voor het haakformalisme zelf, we kunnen dus het haakformalisme op meta-niveau aanpakken met behulp van het haakformalisme en aantonen dat de waarde van het haakformalisme heel praktisch is.

Het haakformalisme is een uiting van liefde voor de werkelijkheid. Houden van de werkelijkheid (die ook een “indien… dan…” constructie genoemd kan worden) betekent een focus, noem deze “a”, in zijn waardigheid (zijn potentialiteit, valentie) laten door a geen waarde toe te kennen, door niet te beslissen “maar ja, a is niet anders dan een b”. Naar analogie zal een chemisch element met een bepaalde valentie die valentie inzetten in een vaste verbinding op het moment van reactie, maar dan is dit element ook zijn valentie kwijt. Dit betekent dat er aan a geen (unieke) definitie gegeven wordt. Definiëren wordt geoperationaliseerd doordat beslist wordt om de waarde van a niet te onderscheiden van de waarde van iets verschillend van a (dat verschillend is van “iets anders dan a” of <a>, begrip dat hoe dan ook door zijn waardetoekenning met a verbonden is). Formeel krijgt bijvoorbeeld de uitdrukking a↔x een waarde (dus ofwel <>, ofwel <<>>). Door te definiëren neemt men de potentialiteit weg: immers op het moment dat je a definieert is a niet meer definieerbaar of ondefinieerbaar, dan is het gedefinieerd, zelfs zonder dat het zelf een waarde kreeg, het kreeg dezelfde waarde als iets anders! Dus “het definieerbare definiëren” is een even grote mysterieuze beslissing als “het ondefinieerbare definiëren”. En dit is niet zomaar een taalspelletje, elke agens maakt de immobilisatie van definities mee telkens als (h)zij praktisch bezig is (en gelukkig maar dat we daardoor de communicatie kunnen vergemakkelijken)!

Laten we “houden van deze werkelijkheid” (en dus “de symbolen waarmee we de werkelijkheid kunnen kennen ongedefinieerd laten”) identificeren met de ethische kwalificatie “goed” omdat dit goed weergeeft dat elke agens zijn eigen werkelijkheid construeert en dat elke agens even waardevol is, al was het maar omdat (h)zij noodzakelijkerwijze een winnaar is in de evolutie tot nu toe en (h)zij potentieel een rol speelt en nog zal spelen in de overleving van andere agentia. Met het haakformalisme kunnen we dus de liefde voor deze werkelijkheid modelleren. Hoe creatiever we zijn, hoe meer we in staat zijn het potentiële onderscheidingenuniversum te vergroten, hoe meer we in staat zijn om hele universa potentieel te laten. Het is dat dat door Heinz Von Foerster voorsteld werd als een ethisch imperatief: “one should always try to act so as to increase the number of choices”. En dat werkt, op de eerste plaats bij onbeslisbare vragen (relaties). Onbeslisbare vragen zijn vragen die niet reeds een waarde toegekend gekregen hebben, dus geen vragen van het type “aangezien dit, dan dat”, maar vragen van het type “indien dit, dan dat”, waarbij de “indien” moet ingevuld worden.

Maar a potentieel laten is onmogelijk in het ervaren NU. Inderdaad: als ik “a” ervaar geef ik “a” een waarde (het is daarbij totaal onbelangrijk of ik nu “a” of “iets anders dan a” een waarde geef, ik definieer in mijn actie onvermijdelijk iets op het moment zelf van ervaren). Dit is een paradox. Dat is de reden waarom je, als je iets wil vermijden (dus “iets anders dan a” wil ervaren), onvermijdelijk “a” dichterbij trekt. De enige manier om iets te vermijden is om het irrelevant te maken in jouw opspanning van de werkelijkheid (jouw wereldbeeld). Eens je “ja” zegt aan a (of “neen” zegt aan iets anders dan a) dan geef je impliciet aan dat het relevant is voor jouw werkelijkheid, anders was het niet waarneembaar geweest. Maar we kunnen niet anders omdat we altijd iets ervaren (“iets ervaren” is “iets” een waarde geven en simultaan “iets anders dan dat iets” een andere waarde geven, een iets is bijvoorbeeld a). Dat is trouwens de manier waarop de oude zen-meesters met de paradox omgingen en met een Koan de paradox ter sprake probeerden te brengen. Die communicatieve relatie is ook wat Werner Heisenberg uitdrukte met “Die Naturwissenschaft beschreibt und erklärt die Natur nicht einfach, so wie sie "an sich" ist. Sie ist vielmehr ein Teil des Wechselspiels zwischen der Natur und uns selbst”. Het zijn immers onze vragen “aan de natuur” die een waarde toegewezen krijgen. Maar a een waarde geven NU is veel meer: alle simultane aspecten krijgen namelijk dezelfde waarde.

Als we “de werkelijkheid in zijn waardigheid laten” dus ethisch goed noemen, moeten we dan “het geven van een waarde” nu “ethisch niet goed” noemen?

We kunnen nu beseffen dat juist “het momenteel waarde geven aan iets” wanneer agentia communiceren maakt dat agentia met elkaar kunnen communiceren. Zonder dat de ene “ja” zegt en de andere “ja” zegt zou er geen gemeenschappelijke werkelijkheid kunnen opspannen worden… momenteel…, en zouden we niet in staat zijn door samenwerking meer te bereiken dan indien we er alleen voor stonden. “Het niet-goede” is dan enkel momenteel aanwezig? Is dat geen te voorbarige conclusie? Als agentia communiceren is “het niet goede” aanwezig (iets krijgt een duidelijke waarde, en dat is voor alle betrokkenen zo, lokaal, in die context) en van zodra ze niet meer communiceren kan voor die focus terug de status van het goede ontstaan (ze leven terug in een “indien... dan...” werkelijkheid, ze moeten ook voor die focus geen waarde meer toekennen, ze zijn “terug” open voor onverwachte dingen, ze zouden “terug” van alles kunnen ervaren, ze zouden “terug” van alles kunnen laten gebeuren)? Zijn ze dan niet meer trouw aan de waarde die ze op dat vroeger moment gegeven hebben en zijn ze dan niet enigszins onvoorspelbaar om te kunnen communiceren en om communicatie weer ten opzichte van elkaar te bevestigen? Of zullen ze, afhankelijk van de context, voor andere aspecten gevoelig zijn (zoals bij het dobbelspel waarbij men kan letten op het aantal ogen dat gegooid wordt, maar ook op de manier waarop de dobbelsteen tot rust komt, onafhankelijk van het aantal ogen)? Die spanning blijkt onvermijdelijk te zijn tussen communicerende agentia. Die spanning is dus context afhankelijk maar is noodzakelijk om samen een groter onderscheidingen universum op te spannen dan dat wat in een solitaire situatie mogelijk zou geweest zijn. Hoe groter het samenwerkingsverband moet worden, hoe meer en meer tijd de actoren moeten gaan spenderen aan het vertellen van verhalen en aan doelloze communicatie om snelle en doelgerichte actie mogelijk te maken (zie “Activities with a goal and activities without a goal”). Die spanning vereist soms veel geduld want elk proces heeft zijn eigenwaarde, en in communicatie met een hele context moet men ook dingen laten gebeuren die niet onmiddellijk waarneembaar zijn en waarvan men de waarneming zo goed als mogelijk probeert in te schatten om dan actie te plannen. In de samenwerkingen die we tot nu toe kennen vereist dit van de agentia ook veel altruïsme en volharding want de egoïsten binnen een groep winnen de binnen-groep concurrentie (het zijn “free-riders” die nemen maar nooit geven) maar groepen met veel egoïsten verliezen de inter-groep concurrentie wat uiteindelijk een veel ingrijpender nederlaag is. Die aspecten worden echter irrelevant als het samenwerkingsverband veranderd wordt in een richting geïnspireerd door het 1/T model en dus maximale aandacht op individuele talenten (waarin agentia gewaardeerd worden om individuele onderscheidingen te hanteren die snelle waarneming mogelijk maken en die daarenboven blijven communiceren dat ze elkaars talenten waarderen). Hiertoe zullen sporen in een medium aangelegd worden en het zijn de sporenleggers (en veel minder de niet-sporenleggers) die een impact hebben op wat kan en niet kan gebeuren.

De ethiek van het haakmodel is dat het onmogelijk is om niet te kiezen en eveneens onmogelijk om enkel maar iets te laten gebeuren. Kiezen en laten gebeuren zijn twee extremen van een dynamisch proces. Kiezen is het actie-aspect dat vormgegeven wordt door een agens, laten gebeuren is het actie-aspect dat vormgegeven wordt door een context (bijvoorbeeld andere agentia die kunnen kiezen en spontane processen die enkel maar gebeuren). Een zeer eenvoudige afspiegeling van de paradox is te herkennen in de diametrale opstelling van politieke systemen die “individuele vrijheid” stellen ten opzichte van “collectiviteit”. Beide extremen zijn niet leefbaar.

De essentiële vraag is dan natuurlijk: wat doe je nu? Je kan altijd starten met het besef dat je nu iets doet, want dat merk je doordat er nu OOK iets gebeurt dat je niet had kunnen voorspellen (want: indien dit niet gebeurt dan heb je je enkel iets voorgesteld en heb je niets gedaan). Wat is “dat” dan, dat je doet? En wat is “dat andere”, dat gebeurt? Het is iets dat dringend is (dat is de betekenis van het tijdsaspect van “nu”: elk moment sluit een ander moment uit en er is altijd een “nu”) en het is iets dat voor jou belangrijk is (anders zou je toch “iets anders” gekozen hebben om NU te doen?). Dus wat je nu doet is onvermijdelijk belangrijk en dringend. Op basis van wat je nu doet leer je jezelf kennen (mogelijkheden en beperkingen).

Met beide onderscheiden kun je nu de volgende tabel samenstellen die je zal helpen bij de onzekerheid van de vraag wat je nu gaat doen:

Conjunctie

dringend

bij gelegenheid

belangrijk

doe onmiddellijk (of anders gezegd: dit is wat je nu doet)

plan in rekening houdend met de processnelheid, geen uitstel

onbelangrijk

delegeer of doe vandaag op een moment dat niet reeds gepland was

ontdoe er u van

Wat je kan doen is op de eerste plaats afhankelijk van de context waarin je je moet bevinden om het mogelijk te maken. Bijvoorbeeld: het is onmogelijk een plank te zagen als je NU geen zaag hebt, het is onmogelijk met collega's te overleggen als ze NU niet te bereiken zijn, het is onmogelijk nog helder te denken als je NU doodvermoeid thuis komt. Het is contraproductief om te zeggen dat je iets dat je NU kan doen niet doet omdat andere dingen belangrijker zijn, maar die je NU helaas niet kan uitvoeren. Het is dus duidelijk dat er veel dingen NU niet kunnen gebeuren en dus moeten ingepland worden en dat prioriteiten op de eerste plaats voor de planning belangrijk zijn, en de context op de eerste plaats belangrijk is voor wat NU kan gebeuren. Maar dan is het ook duidelijk dat je NU moet beslissen om je aan jouw planning te houden (aangezien dat wat je anticipeerde belangrijk is voor jou maar NU niet kon gebeuren en wellicht later wel als de context zich daartoe georganiseerd heeft). En dus moet jouw planning het gevolg zijn van wat je wil realiseren in je leven en met wie en met wat. Om je daarvan bewust te worden helpt het om lijstjes maken en die een ordening geven … Wanneer dat moeilijk is, dan kan je beginnen met eens op te lijsten waar NU jouw tijd naartoe gaat (inderdaad wat je nu doet is onvermijdelijk belangrijk en dringend), en of je wel tevreden bent met dat NU, dus of je wel tevreden bent met jouw beperkingen nu, of je sommige grenzen niet kan verruimen, of je nieuwe samenwerkingen moet gaan opzoeken enz...

Dit leidt tot de checklist die op elk moment kan gebruikt worden:

1. Heb ik sporen achtergelaten, heb ik gedocumenteerd en is dit ontsloten? Heb ik de belangrijke aspecten in mijn leven ergens neergeschreven om voor ogen te kunnen houden, heb ik mijn planning om ze na te streven ergens gedocumenteerd?
2. Heb ik geëxploreerd naar onderscheidingen, aspecten en verbanden? Heb ik onderzocht op hoeveel verschillende manieren ik doelen in mijn leven kan bereiken? Ben ik creatief genoeg om me in te beelden wie of wat daar allemaal bij betrokken is?
3. Welke beslissingen heb ik genomen, gebaseerd waarop? De meeste beslissingen die we nemen, nemen we onbewust. Maar als je doelgericht wil leven kan je dat niet voor alle beslissingen toelaten.
4. Heb ik geverifieerd en gematerialiseerd en wat heb ik daaruit daarenboven nog geleerd?
5. Heb ik mijn documentatie en materialisatie op die basis opnieuw gestructureerd?
6. Wat zijn de volgende stappen en wanneer neem ik ze?

Op deze manier leren we onszelf een vaardigheid aan die in de actie zelf als volgt kan verwoord worden:

1. Waarvan ben ik zeker?
2. Wat anders zou er nog kunnen?
3. Wat doe ik?
4. Wat gebeurt er dan?
5. Hoe ga ik dan verder met wat ik geleerd heb?

Op de duur wordt dit een automatisme dat op elk moment waarde toevoegt.

Besef dus dat je kan kiezen maar dat er OOK altijd iets anders zal gebeuren. Dat andere hoeft geen probleem te zijn als het de realisatie van datgene dat je kiest niet onmogelijk maakt. Hieruit volgt dat je dus kennis moet opbouwen over de keuzen (kennis is altijd in de vorm van hypothesen te formuleren, hypothesen van de vorm: “indien (ik) dit ..., dan zal dat ...” want je bent doelgericht aangezien je belangrijke dingen nastreeft). Dat veronderstelt dus al dat je keuzen gemaakt hebt en daaruit geleerd hebt. Dat is dus paradoxaal, maar, naast de concepten “dringend” en “belangrijk” komt er nu een concept bij: de klemtoon ligt op “leren”, je mag dus nooit ophouden te leren uit eigen daden, wat soms betekent dat je op je stappen moet terugkeren. Hieruit volgt een nieuw belangrijk aspect dat je op een bepaald moment moet uitvoeren, namelijk bewust worden van wat je gekozen hebt, bewustwording van wat er dan ook gebeurde en dus bewustwording van wat je geleerd hebt: “indien dit ..., dan blijkt dat ...”. Een ander belangrijk aspect dat hieruit volgt is het aspect dat we “niet onmogelijk maken” noemen, dit betekent niet “iets mogelijk maken” maar beide zijn wel duale uitdrukkingen van jouw talenten en dus ook jouw beperkingen die daarom niet enkel individueel zijn.

We kunnen nu nog concreter worden en eens kijken naar die dingen waarvoor je niet kiest. Je leert immers OOK jezelf kennen doordat je OOK zal merken dat je verleid zal worden of eerder afgestoten zal worden door sommige dingen die zomaar gebeuren en die je niet gekozen hebt, je vind ze aantrekkelijk of onaantrekkelijk.

belangrijk

onbelangrijk

dringend

bij gelegenheid

aantrekkelijk

onaantrekkelijk

Wat doen?

1

0

1

0

1

0

doe onmiddellijk

1

0

1

0

0

1

doe onmiddellijk en bijt op je tanden

1

0

0

1

1

0

plan in, geen uitstel

1

0

0

1

0

1

plan in en bijt op je tanden

0

1

1

0

1

0

improviseer en maak dringend een nieuwe planning

0

1

1

0

0

1

delegeer of doe vandaag op een moment dat niet reeds gepland was

0

1

0

1

1

0

herbekijk de planning tussen twee geplande activiteiten door

0

1

0

1

0

1

ontdoe er je van

Merk op dat belangrijke en onbelangrijke gebeurtenissen elkaar uitsluiten. Merk op dat dringende en bij gelegenheid gebeurtenissen elkaar uitsluiten. Merk op dat aantrekkelijke en onaantrekkelijke gebeurtenissen elkaar uitsluiten. Merk op dat 1 en 0 elkaar uitsluiten. Elkaar uitsluiten betekent dat je een grens herkent voor jou-in-context die niet te doorbreken is. De grote paradox is dat je enkel jezelf kunt leren kennen door ook iets anders te doen, door te aanvaarden dat je ook in relatie staat met dingen die je niet kiest. De grote paradox is dat je enkel jezelf kunt kennen door niet vast te houden aan het beeld dat je nu van jezelf hebt en dus door te veranderen... Voor elk van ons blijft het grootste mysterie immers: “wie ben ik”, “wie is die ik die onvermijdelijk in relatie staat”?