Processen kunnen waargenomen worden dank zij de onvermijdelijke sporen die ze achterlaten in een medium. Elke agens die een repertorium kan bouwen met het medium kan betekenis geven aan die sporen. De causale structuur die in de sporen gecodeerd is weerspiegelt de causale structuur van de processen. We onderscheiden parallelle en sequentiële processen om die causale structuur te kunnen modelleren.

Parallelle verbanden kunnen altijd verondersteld worden. Inderdaad: als een proces doorgaat dan kunnen sporen in verschillende media gegenereerd worden en niet alle sporen zullen door alle agentia kunnen waargenomen worden of kunnen geïnterpreteerd worden. Dit heeft als praktisch gevolg dat er voor elk proces meelifters (free-riders) kunnen gevonden worden: agentia die profiteren van wat andere realiseren zonder daar zelf enige inspanning te moeten voor leveren, maar ook slachtoffers: agentia die nadeel ondervinden van wat andere realiseren zonder daar zelf enige invloed te kunnen op uitoefenen. We kunnen dat interpreteren als synergie (het proces genereert meer of verbruikt minder dan waarvoor het proces gestuurd wordt), als rivaliteit (bijvoorbeeld: er is niet genoeg vanuit het standpunt van de agentia die het proces benutten), of als fataliteit (noodlot, de mogelijke controle acties van agentia hebben geen enkele invloed op het verloop van een proces, zijn invarianten voor het proces). Enkel wanneer processen sporen produceren in hetzelfde medium dan kunnen ze in competitie treden met elkaar (exclusieve disjunctie) of kan er synergie ontstaan. Het ene proces kan dan het andere tegenwerken of versterken.

Hoe complexer de interacties (samenwerking of tegenwerking) tussen agentia, hoe meer diversiteit nodig is, hoe meer onvermijdelijk het wordt dat er meelifters en slachtoffers zijn: niet elke agens heeft het talent om zijn eigen talenten op een relevante manier in een samenwerking of tegenwerking te engageren. Daar is op de eerste plaats verbeeldingskracht voor nodig, op de tweede plaats de tijd en ruimte om talenten te kunnen ontwikkelen en op de derde plaats moeten andere agentia de ontwikkelde talenten kunnen waarderen.

Hoe groter de inspanning die moet geleverd worden om met behulp van sporen de werkelijkheid te sturen, hoe minder meelifters daar een invloed zullen kunnen op uitoefenen. Dat zien we bij de zeer complexe technologie waar elke “consument” van profiteert. De consument lift mee en kan enkel de ontwikkeling van de technologie sturen als er alternatieven zijn waartussen z(h)ij kan kiezen. Indien er geen alternatieven zijn zal elk verzet tegen een technologie zichzelf in de voet schieten, zelfs al slagen de consumenten erin de juiste sporen te leggen die grote massa’s op de been kunnen brengen.

Meeliften is de essentie van de “vrije markt” en is enkel een probleem wanneer men uitgaat van de hypothese dat voor alle goederen en diensten moet betaald worden (dit is het enige medium, economie genoemd, waarin de sporen bijgehouden worden). Meelifters veroorzaken dan overconsumptie en/of onderproductie. In een complexe samenleving ontstaat dan een mechanisme van herverdeling (bijvoorbeeld belastingen worden gebruikt om infrastructuur te bouwen en te onderhouden, infrastructuur die door iedereen vrij gebruikt kan worden). De “vrije markt” is het medium van georganiseerde schaarste. Inderdaad: meeliften is geen probleem als er overvloed is die spontaan overvloedig blijft. Overvloed heeft in de “vrije markt” geen waarde. Pas als sommige bronnen schaars zijn, ontstaat een dynamiek waarin meelifters zowel door de “haviken” als door de “duiven” verguisd worden. Haviken en duiven worden hier in hun betekenis voor competitie tussen mensen gebruikt. Enkel bij schaarste ontstaat competitie. Wanneer de meelifters een uitsluitingsmechanisme vinden, creëren ze een onderscheid met de andere groep en die worden dan verstekelingen genoemd (meelifters die zich moeten verstoppen). De oplossing van de “vrije markt” voor competitie is uitsluiting door eigendom, een juridisch begrip dat contingent is, een niet noodzakelijke eigenschap van processen. Eigendom maakt het mogelijk om sommige meelifters uit te sluiten.