Elk proces heeft zijn eigen spontaan tijdsverloop, waarneembaar door een extern agens en waarvan het tijdsverloop mee door de beperkingen van dat extern agens bepaald is: het proces kan enkel waargenomen worden door sporen die elkaar uitsluiten waar te nemen en dit wordt evenzeer door de mogelijkheden van de waarnemer vormgegeven. Dit betekent dat elk proces door andere atomen (toestanden die elkaar onderling uitsluiten) gekarakteriseerd kan worden die mee bepaald worden door de waarnemingsresolutie van het waarnemend agens. Die atomen of sporen spannen een tralie op. Die sporen correleren met een pad dat binnen de tralie van het relevant universum doorlopen wordt. Het verloop van een spontaan proces is monotoon en het proces kunnen we dus modelleren door het vectorproduct van elkaar uitsluitende punten die verwacht kunnen worden maar misschien niet voorspelbaar zijn. Inderdaad: elk punt van een tralie kan bereikt worden door het vectorproduct te maken van een aantal atomen. De atomen kunnen verwacht worden maar niet voorspeld. Wanneer deze vectorproducten een waarde gegeven wordt, dan kan de relevante tralie door steeds minder onderscheidingen beschreven worden, tot men op het centraal niveau belandt. Dus in het ervaren zelf geldt dat, wanneer er geen nieuwe onderscheidingen ingebouwd worden (zoals de toegevoegde onderscheiding bij het creatief product) het aantal karakteriserende onderscheidingen afneemt. Karakteriseren betekent dat sommige optredende variatie niet relevant is om de entiteit te beschrijven die gekozen is en "blijkt te gebeuren", die optredende variatie is enkel van belang om de contingente toestanden waarin die entiteit zich bleek te bevinden te karakteriseren. Er zijn steeds minder relevante onderscheidingen nodig om de stabiliteit die simultaan is met wat gebeurt te beschrijven. Dit is convergentie naar een “toestand van de entiteit” die als attractor bestempeld kan worden waarbij het proces stopt (niet meer waarneembaar is in de tijd) maar waarbij de attractor als entiteit waarneembaar blijft. Formeel is dit het infimum van de doorlopen tralie in het ervaren en dus ook het supremum van de doorlopen tralie in het gebeuren en het is daarom ook een invariant voor heel het proces. Convergentie kan men kwantificeren door te stellen dat een spontaan proces waarin geen onderscheidingen toegevoegd worden gekarakteriseerd wordt door de toename van de entropie. Dit is niet anders dan het axioma van de tweede wet van de thermodynamica die stelt dat bij elke spontane transformatie van energie in een gesloten systeem, dus zonder dat de laatst toegevoegde onderscheiding ingebouwd wordt, de entropie enkel kan toenemen.
De aspecten die kunnen waargenomen worden zonder het proces te beïnvloeden moeten dus enkel relevant zijn voor het pad in de toestandsruimte dat doorlopen wordt in het spontaan proces maar niet voor de entiteit zelf. Die irrelevantie ontstaat juist door het gebeuren van elke doorlopen toestand die niet kan gekozen worden. Het vectorproduct veronderstelt geen actie, het is commutatief en associatief. Het waarnemen van het doorlopen pad aan de hand van de afgescheiden sporen veronderstelt wel actie en dus collaps. Aangezien het creatief product altijd als collaps voorgesteld kan worden waarin enkel toestanden voorkomen, kunnen we elk proces voorstellen door een opeenvolging van creatieve producten. Als hiervoor dezelfde laatst toegevoegde onderscheiding gebruikt wordt zien we dat een proces als een rotatie kan voorgesteld worden en inherent hieraan is dat het proces als een associatieve operatie verondersteld wordt.
In contrast met spontane convergerende processen zijn er spontane processen die divergeren: de relevante toestandsruimte neemt spontaan toe, de elkaar uitsluitende toestanden zijn niet te verwachten, zijn niet a priori te kennen, laat staan voorspelbaar, ze worden mee bepaald door emergente aspecten (coördinatie tussen aspecten die enkel in dat grotere universum kunnen gemodelleerd worden) en worden door het waarnemend agens als relevant bevonden, worden opgenomen in een nieuwe potentiële tralie. Dit kunnen we enkel maar modelleren door het creatief product. Het creatief product veronderstelt actie en collaps, het is niet commutatief en niet associatief.