Een ruimte is gedefinieerd als de deeltralie opgespannen door de betekende bits van een gecollapst punt. Ook gecollapste punten, en dus elke haakuitdrukking, welgevormd of niet kunnen in een willekeurige welgevormde basis uitgedrukt worden.
Een willekeurige welgevormde haakuitdrukking w kan als volgt in de basis h uitgedrukt worden: w=w•(<>⊕<h>)⊕w•(<>⊕h)=(<w>⊕<w•h>)⊕(<w>⊕w•h)=<w>⊕<w>.
De coëfficiënten van de componenten van de basis [<>⊕<h>, <>⊕h] zijn beide gelijk aan w, die in dit geval een welgevormde haakuitdrukking is. Dit kunnen we dus ook voorstellen als het creatief kwadraat (w⊗w)h=(<w>⊕<w>)•<<>>⊕(<w>⊕w)•h=w.
Wanneer we nu niet voor dezelfde coëfficiënt van de basiscomponenten kiezen, dan zullen er over het algemeen don't care bits gevormd worden en zal dus een gecollapst punt gevormd worden waarvan de betekende bits een deeltralie opspannen. We hebben inderdaad gezien dat elke haakuitdrukking kan uitgedrukt worden als de som van twee andere, bijvoorbeeld w=w1⊕w2 waarbij w1 en w2 welgevormd zijn.
Gevolg: een algemene haakuitdrukking H die tevens een ruimte is kan altijd in een willekeurige welgevormde basis h uitgedrukt worden als H=H1•(<>⊕<h>)⊕H2•(<>⊕h)=(H1⊕H2)•<>⊕(<H1>⊕H2)•h. Hierbij zijn alle symbolen welgevormd. Als we de gekozen basis voor H niet beklemtonen dan schrijven we H als <H1>⊕<H2>⊕<h•H1>⊕h•H2 en we merken dat we dan H in het algemeen creatief patroon uitdrukken.
In de orthogonale idempotente basis [<>⊕<h>, <>⊕h] zijn de componenten van H de ruimten (H1, H2).
In de orthogonale niet idempotente basis [H1⊕H2, <H1>⊕H2] zijn de componenten van H de ruimten (<>, h).
Veronderstellen we nu H1•H2=<<>> dan geldt, omdat beide welgevormd zijn dat H1=H2 en hieruit volgt dus ook H1=H2=H.
Stel dat beide niet welgevormd zijn dan geldt altijd dat Hi=Fi•(<>⊕G) en hieruit volgt dat <h•H1>⊕h•H2=X
Dus de voorwaarde H1•H2=<<>>=F1•F2•(<>⊕G) laat ons eveneens toe H te construeren als <F1>•(<>⊕G)⊕<F2>•(<>⊕G) wat anders ook geschreven wordt als (<F1>⊕<F2>)•(<>⊕G).