Wanneer we waarnemen om kennis op te bouwen zullen we datgene dat we waarnemen een onderzoekseenheid noemen. Impliciet gaan we er dan van uit dat die eenheid verschillende intensiteiten kan krijgen. De eenheid is het aspect dat gerealiseerd wordt in een waarnemingscontext met meer onderscheidingen dan enkel het waargenomen aspect en de intensiteit op die eenheid is daar een maat van. In elk onderzoeksproces zullen we dan ook een systeemgrens moeten bepalen: datgene wat we in het onderzoek als de meest complexe context aannemen die kan onderzocht worden.
Onderzoeken vanuit het standpunt van een ontwerper verschilt fundamenteel van het klassieke wetenschappelijk onderzoek. De ontwerper aanvaardt dat de onderzoekseenheid kan gemeten worden op verschillende manieren en dus in verschillende contexten, met verschillende agentia, in verschillende onderscheidingen universa zonder dat dit tot een conflict moet leiden (er is immers niet één waarheid). En stel dat er toch een conflict zou vastgesteld worden, dan kan dit op een creatieve manier opgelost worden. Elke manier van waarnemen is gegeven door een operationalisering in een maximaal universum en kan dus leiden tot een verschillende intensiteit. Elk aspect kan beschouwd worden als een dimensie. De onderzoekseenheid krijgt dus een eenduidige waarde (score) voor elke verschillende dimensie in elke verschillende waarnemingscontext. We kunnen dat overzichtelijk representeren in een tabel die de uitdrukking is van onze kennis in verschillende universa. De cellen van de tabel worden typisch als een conjunctie gemodelleerd maar het is altijd nuttig ook de disjunctie (keuzevrijheid) te onderzoeken omdat dit een heleboel (!) mogelijke invarianten kan reveleren die creatieve vrijheid mogelijk maken (bijvoorbeeld: wat ook de eigenfrequentie, de kleur, de treksterkte, de wrijvingscoëfficiënt, de maximale levensduur ... van dit onderdeel zou zijn, het zal functioneren in deze toepassing).
Voorbeeld: een onderzoekseenheid kan een aspect zijn, een operationalisering in een context is een benchmark en een score is een meetwaarde (de conjunctie van het aspect in die context).
|
Benchmark 1 |
Benchmark 2 |
Benchmark 3 |
Benchmark 4 |
Aspect 1 |
score 1.1 |
score 1.2 |
score 1.3 |
score 1.4 |
Aspect 2 |
score 2.1 |
score 2.2 |
score 2.3 |
score 2.4 |
De score is een conjunctie van een aspect en een benchmark. Een aspect is de disjunctie van de scores met de benchmarks en is niet anders dan de conjunctie van het symbool van het aspect en de disjunctie van de symbolen voor de benchmarks. Heel belangrijk is dat men moet beseffen dat dit geen volledige beschrijving is van een aspect maar een selectie voor een beschrijving met benchmarks die voor de stakeholder(s) relevant zijn in zijn (haar) (hun) werkelijkheid.
Voorbeeld: een onderzoekseenheid kan een specificatie zijn, een operationalisering in een context is een soort waarneming en een score is een meetwaarde.
|
Waarneming 1 |
Waarneming 2 |
Waarneming 3 |
Waarneming 4 |
Specificatie 1 |
score 1.1 |
score 1.2 |
score 1.3 |
score 1.4 |
Specificatie 2 |
score 2.1 |
score 2.2 |
score 2.3 |
score 2.4 |
De score is een conjunctie van specificatie en waarneming. Een specificatie is een disjunctie van de scores met de waarnemingen. Ook hier is dat geen volledige beschrijving van een specificatie maar een selectie voor een beschrijving met waarnemingen die voor de stakeholder relevant zijn. Stel bijvoorbeeld dat “Waarneming 4” door geen enkele stakeholder kan uitgevoerd worden dan zal er geen “score 1.4” zijn (score 1.4 heeft waarde <<>> en <<>> moet niet genoteerd worden).
Indien men de meting kan herhalen (op dezelfde of een andere onderzoekseenheid) en men dezelfde meetwaarde vindt dan is de meting reproduceerbaar. “Dezelfde” onderzoekseenheid, “dezelfde” meetwaarde is echter enkel dezelfde binnen bepaalde grenzen invariant. We spreken van gelijkheid als het niet nuttig of nodig is de optredende verschillen als anders te gaan behandelen, als de optredende verschillen dus geen verschil maken. Bij punten die we als “dezelfde” beschouwen is er een structuur te herkennen die gemeenschappelijk is. Dat betekent dat er verschillen kunnen zijn, maar verschillen die ons verder niet interesseren.
Het is gewoonlijk mogelijk dezelfde meting op dezelfde onderzoekseenheid verschillende malen uit te voeren.
De onderzoekseenheid is dan een constante.
De meetprocedure is dan een constante
De meetwaarde is dan een variabele
Het is gewoonlijk mogelijk dezelfde meting op verschillende onderzoekseenheid een maal uit te voeren.
De onderzoekseenheid is dan een variabele.
De meetprocedure is dan een constante
De meetwaarde is dan een variabele
Dit hoeft niet te betekenen dat we telkens dezelfde meetwaarde (score) zullen vinden.
Het is daarbij gewoonlijk niet mogelijk de scores die bereikt worden voor een eenheid in verschillende afzonderlijke dimensies met elkaar te combineren of te verrekenen zodanig dat een score bekomen wordt voor de onderzoekseenheid. Meerdere eenheden zijn slechts in bepaalde combinaties en/of met bepaalde veronderstellingen met elkaar te verrekenen.