Ontwerpers worden aangesproken door sommige stakeholders als er moet vernieuwd worden. Ontwerpers ontwerpen immers producten om nieuw gewenst gedrag uit te lokken bij alle stakeholders, en daar ongewenst gedrag te vermijden. Dat betekent dat ontwerpers eerst wat er bestaat in de ogen van de verschillende stakeholders moeten leren kennen om dan zo goed mogelijk te kunnen begrijpen wat, wanneer en waar anders moet zijn.
Ontwerpers en stakeholders starten altijd met een hypothese van het type: “indien ... mogelijk zou zijn ... dan zou ... gebeuren”. Ontwerpen start altijd in een hypothetische werkelijkheid en het ontwerpproces zal van deze hypothetische werkelijkheid een ervaren werkelijkheid maken, op een bepaald moment en op een bepaalde manier door een van de betrokken agentia. Want dit is het doel van het proces: alle betrokken partijen willen iets ervaren, sommigen willen zeker iets nieuws ervaren maar er zal ook iets heel vertrouwds moeten blijven dat niet veranderd mag worden. Niet alle aspecten zullen relevant zijn voor elke stakeholder zodanig dat de ontwerper zich soms slechts tot het voldoen van de verwachtingen van een beperkt aantal stakeholders kan beperken.
Iets is ervaarbaar wanneer men kan kiezen om het te ervaren of niet. We kunnen er wel vanuit gaan dat iets ervaarbaar kan zijn, maar er kan blijken dat, bij de keuze het te ervaren niet gebeurt wat we gekozen hadden. Dus: in de actie zelf van het ervaren wordt de keuze gerealiseerd en zal dus ook iets verwachts moeten gebeuren. Er gebeurt daarenboven niet alleen wat we verwachten en dus waarvoor we gekozen hebben, er gebeurt ook altijd iets anders. Dat is het enige axioma van het haakformalisme. Dat noemen we ervaren: iets dat gekozen werd laten gebeuren en ook toelaten dat iets anders gebeurt. Slechts achteraf zal blijken (door waar te nemen wat er ook gebeurt) onder welke omstandigheden een hypothese van ervaarbaarheid als waar of vals, goed of slecht, moet gecatalogeerd worden in de werkelijkheid van elk van de stakeholders, werkelijkheden die niet op voorhand compatibel hoeven te zijn. Hierbij blijkt dat de ontwerper dit enkel kan leren met vallen en opstaan. Vooraf echter kan de ontwerper dit voor veel (maar niet alle) bestaande en nieuwe aspecten testen, wat hij op zeer regelmatige basis zal doen tijdens het ontwerpproces.
Een klein voorbeeld: stel dat ik mij in een kamer bevind, dan kan ik de kamer verlaten door de gesloten deur te openen. Ik heb die keuzevrijheid, ik kan vrij kiezen om dat te ervaren of niet. Ik verwacht dan in een gang terecht te komen die me toelaat andere deuren te openen. Wanneer ik nu effectief de deur open dan moet ik dat laten gebeuren en in het gebeuren moet blijken dat ik de gang kan oplopen. Gewoonlijk is dit onproblematisch, gewoonlijk is de gang gewoon een beetje vuil op een manier die me niet verhindert verder te lopen, die vervuiling is dus niet relevant. Soms staat het vuil in de gang op een zodanige manier voor de deur dat het niet voldoende is de deur te openen om de gang te kunnen oplopen en is het zeer relevant dat ik daar rekening mee houd. In elk geval zal ook iets gebeuren dat ik onmogelijk kon voorspellen.
In de taal van het haakformalisme is een hypothese een welgevormde haakuitdrukking. Een welgevormde uitdrukking codeert een aantal operaties die mogelijkerwijze zouden kunnen uitgevoerd worden met de symbolen die in de uitdrukking voorkomen. Een operatie uitvoeren is “iets ervaren”. Formeel is een operatie uitvoeren het toekennen van een ervaringswaarde aan de symbolen die voorkomen in de haakuitdrukking. Er zijn maar twee ervaringswaarden: “ja” en “neen”. Beide waarden sluiten elkaar uit. Een haakuitdrukking codeert dus een aantal voorwaardelijke operaties van het type “indien men aan de symbolen deze combinatie van ervaringswaarden zou toekennen, dan zou de haakuitdrukking een bepaalde ervaringswaarde hebben”. Deze operaties moeten immers niet uitgevoerd worden. Er moet dus geen waarde aan de haakuitdrukking toegekend worden. Een welgevormde haakuitdrukking waarin n verschillende symbolen voorkomen codeert dan 2n voorwaardelijke operaties. We kunnen daarbij vaststellen dat een haakuitdrukking een bepaalde ervaringswaarde kan hebben onafhankelijk van de ervaringswaarde van sommige gebruikte symbolen. Deze symbolen zijn in die combinatie niet relevant, waarmee we de definitie voor relevantie vastleggen.
Met n symbolen kunnen 2 tot de macht 2n verschillende welgevormde haakuitdrukkingen gemaakt worden. Deze noemen we de punten van een n-onderscheidingen universum. Slechts 2 van dit groot aantal punten hebben altijd een waarde, namelijk <> en <<>>. Voor de andere kan men maar moet men niet kiezen. Indien er een klassificatie zou nodig zijn van de punten van een n-onderscheidingen universum dan zou een drie-ledige klassificatie moeten gebruikt worden: punten zonder waarde (punten waarvoor zou kunnen gekozen worden), punten met waarde <> en punten met waarde <<>>.
De interpretatie van <> is: “ja, dit ervaar ik” en dit is relevant en onproblematisch voor elke agens. Het axioma van het haakformalisme is dat we steeds iets ervaren, maar dat we tezelfdertijd ook iets anders moeten laten gebeuren. Tezelfdertijd betekent hier heel concreet dat ik geen verschil kan maken tussen de twee uitspraken: “we ervaren altijd iets” en “er gebeurt ook altijd iets anders”. Het ervaren zelf is niet restloos: er gebeurt OOK altijd iets anders. Het is dat andere dat onvermijdelijk gebeurt in het ervaren dat voor problemen zou kunnen zorgen, maar ook op een positieve manier zou kunnen geïnterpreteerd worden en dat dan een creatieve vondst genoemd wordt.
We kunnen dit samenspel probleemloos demonstreren met het gooien van een dobbelsteen. We kunnen effectief kiezen om een dobbelsteen te gooien maar het is onmogelijk om te kiezen om een vooraf gekozen aantal ogen te gooien. Toch zal het altijd gebeuren dat er een bepaald aantal ogen bovenaan zal liggen als we een dobbelsteen gooien.
We kunnen niet alles ervaren, wat we preciezer moeten uitdrukken als dat we niet alles kunnen kiezen te ervaren. We moeten veel laten gebeuren dat in het ervaren kan, mag en zelfs moet gebeuren, want iets moet wel gebeuren om van een ervaren te kunnen spreken, anders hebben we het ons enkel voorgesteld.
De interpretatie van <<>> is: “neen, dit ervaar ik niet” en ook dit is relevant en onproblematisch voor elke agens. In het axioma van het haakformalisme betekent dit dus dat het agens iets anders ervaart, en dat wat het agens niet ervaart dus enkel gebeurt: hij/zij kan er niet voor kiezen om het (weer) te ervaren., tenzij hij het ervaren zelf kan veranderen.
Er zijn nu twee mogelijkheden voor wat er gebeurt.
Dat wat gebeurt kan perfect relevant zijn voor het ervaren zelf zoals bij het gooien van een dobbelsteen waarbij een aantal ogen bovenaan komt te liggen dat op voorhand niet kon gekozen worden. Wat gebeurt zal dan wel onbekend zijn maar zal het agens niet verrassen zodanig dat het agens kan zeggen dat wat hij/zij ervaart met zekerheid ervaren is. Met het voorbeeld: bij het gooien van een dobbelsteen zal het agens met zekerheid een aantal ogen gooien, waarbij onbekend is welk aantal.
Maar dat wat gebeurt kan ook verrassen, wat betekent dat de aspecten die gebeuren gebruikt kunnen worden om het ervaren zelf te herzien. Met het voorbeeld van de dobbelsteen zou het kunnen dat het agens de dobbelsteen breekt bij het gooien, of dat de dobbelsteen na het gooien niet op een waarneembare plaats ligt, of dat sommige stakeholders helemaal niet een aantal ogen interpreteren. Dat wat gebeurt zal dan een gevolg kunnen hebben op de specificatie van de test van het gooien van een dobbelsteen om te kijken welk aantal ogen bovenaan komt te liggen: het agens zal de maximale impact op de dobbelsteen bij het gooien moeten beperken, zal in een beperkte ruimte gooien, zal naar andere aspecten kijken dan het aantal ogen. Hiermee bereikt het agens dat binnen die nieuwe specificatie terug iets met zekerheid kan gebeuren.
Dank zij een formele dubbele opzet die overeenkomt met de onvermijdelijke dualiteit van het ervaren zelf van de werkelijkheid is het haakformalisme perfect geschikt om een hypothetische wereld te beschrijven waarin de volgende uitspraak zinvol is: “Indien ... zou ... dan zou met zekerheid ... gebeuren”. Dit is het wereldbeeld waarvan de stakeholder verwacht dat het door een ontwerper kan gematerialiseerd worden en dat de ontwerper dus moet leren kennen “in het jargon van de stakeholder”. Een welgevormde haakuitdrukking is een uitdrukking die kan getest worden, maar dat hoeft niet.
Het haakformalisme is dus perfect geschikt om te beschrijven hoe de testen die ontwerpers uitvoeren (en waarin ze altijd welbepaalde aspecten moeten laten gebeuren en waarin misschien andere nog ongekende en verrassende aspecten gebeuren) de hypothetische wereld waarin we werken zal vormgeven: die aspecten die van belang zijn in de testbare context zullen door de dubbele actie van “ervaren” en “laten gebeuren” een plaats krijgen in een relevante beschrijving van de werkelijkheid die in die bepaalde context en voor die bepaald agens betrokken is.