Elke agens wordt onvermijdelijk beperkt door het beperkt repertorium dat het kan inzetten in de communicatie met zichzelf en de omgeving.
Deze beperking geldt evengoed voor mensen die verschillende repertoria (talen, kennisdomeinen, disciplines, hulpmiddelen, signalen, …) kunnen inzetten en zich kunnen aanpassen aan het repertorium dat relevant is in een bepaalde context, als voor mieren die enkel met feromonen kunnen communiceren met elkaar, als voor bacteriën die enkel simpele molecules uit hun omgeving kunnen herkennen en hierop kunnen reageren, als voor geladen deeltjes die interageren met andere geladen deeltjes en zich zo onderscheiden van niet geladen deeltjes, als voor fotonen die enkel sporen achterlaten in de ruimte-tijd als ze interageren met deeltjes in die ruimte-tijd.
Deze beperking kunnen we modelleren door de onmogelijkheid van simultaneïteit (en duaal de onvermijdelijkheid van simultaneïteit) en hebben we onderzocht door een nieuw begrip te introduceren: elkaar uitsluiten. We zullen dit begrip nu verder onderzoeken en verbanden formaliseren met enkele andere veel gebruikte begrippen.
Elkaar uitsluitende punten, elkaar uitsluitende mogelijkheden noemen we de toestanden van een bepaalde keuzevrijheid. Een toestand sluit een andere toestand uit ten opzichte van een fijnere mogelijkheid, een bepaald “repertorium”, een mogelijkheid om onderscheidingen te maken.
Dit heeft grote praktische betekenis: noem ak een toestand. Ik hoef niet alle ai te kennen met i een beperkt aantal voor de mogelijkheid (nevenschikking) ai: stel dat ik slechts a1 en a2 ken, en een van hun suprema asup heeft waarde <<>>, toch kan ik stellen dat ze elkaar uitsluiten ten opzichte van hun infimum ainf (we noemen dat een uitsluitingsniveau ainf) zonder dat ik daar voorlopig andere voorbeelden kan voor bedenken. Bijvoorbeeld: eens ik het aantal ogen op een dobbelsteen kan waarnemen kan ik besluiten dat zes mogelijkheden elkaar uitsluiten, en ik kan het repertorium waarmee ik communiceer daartoe beperken, alhoewel het natuurlijk zo is dat de dobbelsteen-in-context veel andere aspecten heeft die waargenomen kunnen worden na een bepaalde worp en die evenmin op voorhand kunnen voorspeld worden.
We hebben gezien dat ai elkaar uitsluiten wat betreft (ten opzichte van) ainf dan en slechts dan wanneer asup ↔ <<>> (met asup het supremum van de ai). Dit betekent dat in het ervaren slechts één van de ai, stel ak, de ruimste ervaren eigenschap is en ainf ↔ <>. Er zijn dus geen eigenschappen ruimer dan die ak die ervaren zijn, behalve die ak zelf.
De eis van consequentie drukt nu uit dat alle ruimere bj (dus <bj>ak ↔ <> en dat voor alle j) elkaar uitsluiten ten opzichte van ainf.