Het begrip toestand is een relatief begrip in de volgende betekenis. Elk aspect is fijner gespecificeerd dan “gelijk wat ik laat gebeuren”, en ruimer dan “iets dat ik ervaar”. Elk aspect bevindt zich in minstens één toestand die een andere toestand van dit aspect uitsluit, maar kan zich ook simultaan in meerdere toestanden bevinden, afhankelijk van het aantal relevante onderscheidingen dat men kiest. Dit betekent: ervaar ik een ruimste toestand van dit aspect dan ervaar ik simultaan dit aspect, laat ik dit aspect gebeuren dan moet ik ook ruimere aspecten en dus zijn ruimste toestand laten gebeuren. Dit betekent ook: zijn een of meer onderscheidingen niet relevant dan kan ik een tralie beschouwen dat een deeltralie is van het oorspronkelijke, waarin er dus toestanden zijn die overeenkomen met aspecten die niet de ruimste zijn in de oorspronkelijke tralie.

Zo'n relatieve toestand is een gebeurtenis. Een toestand met aspecten waarvoor men niet kan kiezen, die enkel maar kunnen gebeuren, realiseert in elk geval een fijner aspect dat een gebeurtenis genoemd wordt. Een gebeurtenis kan gekend worden, we hebben er een model voor.

Stel dat we nu een aantal toestanden tellen die enkel maar kunnen gebeuren, dan kunnen we bijvoorbeeld tot het totaal aantal N komen. Aangezien er nu zeker fijnere gebeurtenissen zijn die simultaan met een aantal van deze ruimste toestanden ervaren worden, dan kan men zich voorstellen dat er minstens zo één gebeurtenis simultaan is met n van de N toestanden. Een gebeurtenis is simultaan met meer dan één toestand die gevormd wordt door een gekozen aantal relevante onderscheidingen. Dit betekent: in het ervaren van een toestand uit het aantal n toestanden die elkaar uitsluiten ervaar ik simultaan de bedoelde gebeurtenis.

Een bepaalde gebeurtenis (her)kennen we, we beschikken dus over minstens één model voor de gebeurtenis (voor vele gebeurtenissen hebben we meerdere modellen en om van sommige andere gebeurtenissen te kunnen spreken zullen we er wellicht eerst een model moeten voor creëren). Een element van het model is bijvoorbeeld de mogelijkheid van één van de toestanden. Indien we nu een unieke specificatie (aspect) kunnen vinden in de toestand die simultaan de gebeurtenis realiseert dan zullen we die specificatie een resultaat noemen. Een resultaat is een spoor dat afgescheiden wordt om uniciteit te garanderen. Een resultaat is gerelateerd aan de ruimste specificatie die andere resultaten uitsluit en voor elke gebeurtenis vinden we een resultaat. Een resultaat is gerelateerd aan een van de elementen uit de verwachting (mogelijkheid) en zullen we herkennen, dat betekent dat we er een model voor hebben.

Een proces dat elkaar uitsluitende toestanden produceert, produceert op een fijner niveau elkaar uitsluitende resultaten die simultaan misschien dezelfde gebeurtenis realiseren.

Indien we nu meerdere waarnemingen uitvoeren en meerdere elkaar uitsluitende resultaten vinden, dan zullen we merken dat sommige gebeurtenissen meer frequent voorkomen dan andere, ze hopen zich op rond een mediaan.