Een universum kan vanuit de atomen gegenereerd worden zowel door een XOR van de AND-atomen als door een OR van die ANDatomen, en duaal door zowel een XNOR van de OR-atomen als door een AND van die OR-atomen, aangezien er voor atomen geen verschil is tussen XOR en OR (XNOR en AND). In eerste stap bereikt men dan de atoomburen. Bij het ervaren (laten gebeuren) van een atoombuur drukken we uit dat de onderscheidingen dezelfde ervaringswaarde hebben die niet gekend is. Dus wat ervaren is (wat gebeurt), dus een van de mogelijke atomen, is dan telbaar.
Dit leidt tot de conclusie dat het moet mogelijk zijn om een universum te genereren met kwantitatief gewogen basisvectoren, die dan de atoomburen zijn, op voorwaarde dat een uitdrukking gevonden wordt voor een AND (of OR) van die atoomburen.
Een voorbeeld van zo'n constructie is dat elke welgevormde haakuitdrukking kan geschreven worden als de vectorsom: s•q⊕<r•p>⊕<r•q>⊕<s•p>. Wanneer we nu veronderstellen dat de beide componenten van elk vectorproduct elkaar uitsluiten, dus dat <<s><q>> de waarde <<>> heeft, <<r><q>> de waarde <<>> heeft, <<r><p>> de waarde <<>> heeft, <<s><p>> de waarde <<>> heeft, dan zouden ze beschouwd kunnen worden als atoomburen. Hieruit volgt dan onmiddellijk ook de volgende uitdrukkingen de waarde <<>> hebben: <<q><r><s>>, <<p><r><s>>, <<p><q><r>>, <<p><q><s>> en <<p><q><r><s>>. A fortiori geldt dan dat p•q•r•s ook de waarde <<>> heeft.
Dus een willekeurige welgevormde haakuitdrukking kan geschreven worden als een som van die vier gewogen vectoren (vectoren die geen projectoren zijn, vectoren met coëfficiënt ci) als volgt: c1•s•q⊕c2•<r•p>⊕c3•<r•q>⊕c4•<s•p>, of in een meer klassieke notatie als c1•e1⊕c2•e2⊕c3•e3⊕c4•e4 op voorwaarde dat alle ci dezelfde waarde hebben die verder niet gekend is (anders blijft het patroon niet behouden). Er moet dus gelden dat <ci><<c>i> de waarde <<>> heeft. Merk op dat het vectorproduct hier niet verschillend is van de nevenschikking.
We kunnen het voorbeeld nog verder onderzoeken door de componenten van elk vectorproduct in een twee onderscheidingen universum als volgt voor te stellen waarbij voldaan wordt aan de voorwaarde om de vectorproducten in dat universum als atoomburen te beschouwen:
s |
<<a><b>> |
q |
<a<b>> |
r |
<ab> |
p |
<<a>b> |
Zodanig dat
s•q |
b |
<r•p> |
<b> |
<r•q> |
a |
<s•p> |
<a> |
c1•s•q⊕c2•<r•p>⊕c3•<r•q>⊕c4•<s•p> wordt dan de uitdrukking (c1⊕c2)•b⊕(c3⊕<c4>)•a met maar twee eenheidsvectoren die echter niet onafhankelijk zijn van elkaar aangezien <<a><b>>↔s. De som van de twee coëfficiënten van een eenheidsvector kan dus van teken veranderd worden om de orthogonale uitdrukking te bekomen.