Voor het begrijpen, en voornamelijk het manipuleren van de werkelijkheid blijken drie begrippen essentieel te zijn: toestand in een werkelijkheid, model in een context, spoor in een medium.

Indien alle sporen uniek zouden zijn, dan zouden we voor elke unieke toestand een uniek symbool hebben. Als we zo'n spoor zouden nodig hebben om de werkelijkheid te leren kennen dan zouden we nooit kunnen voorspellen wat er zou kunnen gebeuren aangezien juist het feit dat iets niet uniek is betekent dat het gerealiseerd zou kunnen worden in verschillende toestanden en dat maakt voorspelbaarheid principieel mogelijk. We zullen dus dezelfde sporen in meerdere combinaties van contexten en toestanden kunnen terugvinden.

Dus: bij het toepassen van een bepaalde context e1 door de betrokkene in een bepaalde toestand p1 (die de toestand is waarin de context en de betrokkene zichzelf organiseren) wordt een van de mogelijke sporen met label x1 bekomen. Ditzelfde label zou ook kunnen bekomen worden in een toestand p2 die ik als anders beschouw als p1. Dit zijn dus twee verschillende situaties die ik een verschillend symbool moet geven. Symbolen noteren brengt ons echter geen wezenlijke stap vooruit, we moeten de situaties begrijpen zonder a priori kennis, dus door enkel gebruik te maken van wat in het ervaren kan gefalsifieerd of geverifieerd worden, met andere woorden door de haakuitdrukking te construeren voor een bepaalde verzameling sporen. Dit baseren we op het volgende inzicht: wanneer een welbepaald spoor xi gerealiseerd wordt, wordt ook altijd minstens een context ej, en ook altijd minstens een toestand pk gerealiseerd. Dit geldt ook omgekeerd: bij het toepassen van een context ej, treden een bepaalde toestand pk en een spoor xi samen op, en er geldt ook dat een betrokkene (in context ej) een spoor xi zal genereren in een bepaalde toestand pk. Voor het samen moeten voorkomen van drie punten kennen we de haakuitdrukking: <<xi><ej><pk>>.

Voor we hier dieper op ingaan (we hebben niet alleen maar één spoor maar meerdere, we hebben niet alleen maar één toestand, maar meerdere enz…) willen we eerst het belang hiervan beklemtonen.

Bespreking

Deze conjunctie is een heel belangrijke veronderstelling en de uitdrukking in het haakformalisme van de basisveronderstelling van een ontwerper van de werkelijkheid. Met <<xi><ej><pk>> drukken we uit dat één spoor, één context, één toestand samen ervaren zijn. We hebben dus een werkelijkheid gecreëerd die beschreven kan worden als een supremum <<xi><ej><pk>> en alle mogelijke suprema van die vorm en categorieën sluiten elkaar uit. Dus <<xi><ej><pk>> is een unieke toestand in een universum met redundante informatie aangezien we veronderstellen dat de sporen zowel op zelfde niveau staan als de contexten die aangesproken worden om die materialisaties te realiseren als eveneens op zelfde niveau staan als de toestanden die men zich hierbij kan voorstellen. Dit betekent dat de structuur van de werkelijkheid zowel door materialisatie, context als toestand kan gemodelleerd worden: ze zijn in elkaar uit te drukken en dus geven ze eigenlijk redundante informatie. Hoewel we dus dezelfde sporen in meerdere combinaties van contexten en toestanden kunnen terugvinden, toch geeft de combinatie van spoor, context, toestand dezelfde informatie. Dit heeft als concreet gevolg dat geen van de concepten “materieel spoor”, “gekozen context” en “veronderstelde toestand” meer dan een ander als grond kan genomen worden, alle drie hebben ze hun eigen voordelen en nadelen:

Onderliggend aan de drie concepten ligt een onderscheidingen universum waarin ze alle drie op één moment uit te drukken zijn. In het ervaren zijn ze niet te onderscheiden van elkaar, in het ervaren moeten ze “momentaan” (aangezien er maar één unieke toestand is) dezelfde ervaringswaarde hebben, ze moeten samen ervaren zijn. Dat is de essentiële veronderstelling die noodzakelijk is om de werkelijkheid te kunnen begrijpen en te kunnen veranderen.

Dit inzicht is heel diepgaand, wat we als volgt kunnen uitdrukken: stel dat je gelooft dat er een werkelijkheid “bestaat” van toestanden die een dynamiek vertonen omdat ze elkaar uitsluiten, en dat je op een of andere manier deel uitmaakt van die werkelijkheid. Dat geloof kan aanvaard worden omdat je beschikt over (elkaar uitsluitende) sporen in een medium die gedeeltelijk zelf kunnen gegenereerd worden als model in een context. Dus het universum van modellen (in context) samen met sporen (in een medium) geven de informatie die nodig en voldoende is om die toestanden die een dynamiek vertonen te beschrijven. Dus hoe creatiever je bent in het creëren van sporen en modellen, hoe “preciezer” die werkelijkheid kan beschreven worden waarvan je gelooft dat ze “bestaat”. Maar niemand hoeft te geloven dat die werkelijkheid “bestaat” los van wat je kan creëren. Je kan evengoed aanvaarden dat die werkelijkheid gecreëerd wordt door sporen en modellen die jij kan ervaren. Je kan dan zeer gelukkig zijn met de redundantie van de informatie die relevant kan zijn voor de werkelijkheid die je belangrijk vind, een verstoring hoeft niet het einde te betekenen van die werkelijkheid, maar een aanleiding om nog creatiever te zijn.