Strategisch basisonderzoek in ontwerpen is onderzoek naar methoden die het transdisciplinair opnemen van uitdagingen bevorderen

Voorbereidend werkdocument versie 1.1

Beschikbaar vanaf 28 januari 2015

Walter Dejonghe

Op het IDC (Ugent-Howest Kortrijk) is kennis aanwezig rond het methodisch transdisciplinair ontwerpen van producten en systemen. Die kennis is gedurende 35 jaar afgetoetst met industriële bedrijven in binnen- en buitenland, gedurende 20 jaar met studenten industrieel ontwerpen (van professionele bachelor over academische master tot postgraduaat), en gedurende 7 jaar als dienstverlening van het IDC naar bedrijven uit de regio. Voor een ontwerper aan het IDC is elke stakeholder expert van zijn eigen ervaren. Het begrip "stakeholder" is enkel gebruikelijk bij ontwerpers. Een wetenschappelijk aanvaard en meer abstract begrip is het begrip "agens", en we veronderstellen geen enkele beperking hierop, een agens kan een levend wezen zijn, een (bio-) (fysico)-chemisch proces, een complex ecosysteem, een menselijke organisatie. Op het IDC hebben we daarom erkend dat ontwerpen geen discipline is, een ontwerper moet met alle disciplines in interactie treden, ook de discipline van een individuele agens, wat mooi geïllustreerd wordt door het onderzoek rond "design for everyone". Hierdoor is het ontwerpen inherent transdisciplinair. Het ontwerpproces is er immers volledig op gericht om een veranderende product-in-context te creëren die alle betrokkenen (stakeholders) als relevant en waardevol kunnen waarderen in hun zelf ervaren context omdat de stakeholder expert is van zijn eigen ervaring, of discipline.

Dit onderzoek is heel strategisch en helemaal basisonderzoek, en het moeilijkst denkbaar onderzoek omdat de onderzoeker de creativiteit moet opbrengen om elke agens winnaar te laten zijn en resoluut weigert om nog enige agens het slachtoffer te laten zijn van anderen. Dit onderzoek is nodig als de leefbaarheid van alle agentia op de aarde ons lief is.

Daarenboven is een ontwerper in staat om “iets anders dan” te materialiseren, wat een meer operationele invulling is van het begrip “creativiteit” en ook dit is verder aan het IDC ontwikkeld.

Deze kennis is in de praktijk (zowel industrieel als academisch) heel goed gegrond en theoretisch goed onderbouwd in een transdisciplinair formalisme (het “haakformalisme”), een formalisme dat zijn kracht haalt louter uit de relaties (patronen) tussen symbolen, wat die symbolen ook zouden zijn, de symbolen kunnen met andere woorden ook objecten zijn of andere sporen, wat we binnen IDC stilaan "stigmergie" gaan noemen zijn. Het is juist dit dat transdisciplinariteit mogelijk maakt omdat die materialisaties spontaan gedrag kunnen uitlokken met de betrokken agentia en in de betrokken contexten zonder dat de autonomie van de stakeholder in het gedrang komt en zonder dat het onderzoek de zelforganisatie van de betrokkenen verhindert (in tegendeel, het onderzoek wil zelforganisatie juist begrijpen en gebruiken).

Deze kennis wil het IDC verder ontwikkelen om in te zetten in samenwerkingsnetwerken voor co-creatie met zoveel mogelijk stakeholders in simultaneïteit, zodanig dat het samenwerkingsnetwerk sneller en meer competitief kan worden dan andere die deze methodiek niet gebruiken.

Multidisciplinariteit, interdisciplinariteit, transdisciplinariteit

Transdisciplinariteit is iets anders dan interdisciplinariteit of multidisciplinariteit

Zie “Transdisciplinary research: characteristics, quandaries and quality”. F. Wickson, A.L Carew, A.W. Russell Futures 38, 2006

Noteer het belang dat daar beklemtoond wordt om met ALLE stakeholders (“people affected by the research”) te communiceren.

Transdisciplinariteit kan niet los gezien worden van de praktijk om verandering te genereren

While theory and practice might be conceptualised as separate bodies of knowledge which the researcher ‘visits’ iteratively, the aim of TD praxis would be for the bodies of theoretical and practical knowledge that the researcher engages with to inform each other. In this way, the researcher has the opportunity to remake/reinterpret theory through insights gained in practice and vice a versa: a process known as ‘praxis’. (“Transdisciplinary research: characteristics, quandaries and quality”. F. Wickson, A.L Carew, A.W. Russell Futures 38, 2006)

Wicked challenges kunnen enkel transdisciplinair aangepakt worden

In juli 2010 werd duidelijk dat al onze onderzoekers zich herkennen in de visie dat ons onderzoek op wicked aspects geconcentreerd moet zijn: “the aspect cannot be defined until the realisation is found” in de woorden van Rittel. We willen hierbij de rol van materialisatie duidelijk beklemtonen, wat we begrepen hebben als het imperatief om sporen achter te laten die autonoom hun invloed kunnen hebben op mogelijke agentia, in hun eigen context. Het is immers onmogelijk wicked aspects te begrijpen zonder ermee te interageren in hun volledige en volwaardige context. Vandaar dat “stigmergic prototyping” een aantrekkelijk concept lijkt. We hebben rond deze onderzoeksvisie een eerste tekst geproduceerd en afgetoetst met de ECCO groep aan de VUB die evolutie en stigmergie als centraal thema onderzoeken (zie onze ECCO working paper met ECCO nummer 2011-06). Hun reactie was enerzijds verrassend, omdat bleek dat we nogal wat teweeg kunnen brengen, anderzijds nogal ontgoochelend omdat bleek hoe ver de academische wereld nog steeds verwijderd is van deze praktische visie, hoewel iedereen begrijpt dat deze visie zijn industriële en maatschappelijke relevantie bewezen heeft.

Transdisciplinariteit is ondernemerschap in de wetenschap

De paradox van het ontwerpen is: om vooruit te gaan is men gedwongen om te beslissen zonder volledige kennis, men moet beslissen in het onbekende om nieuwe kennis te kunnen opbouwen. Dit is de essentie van ondernemerschap. Dat is ook de essentie van de ontwerp paradox. Dat is ook ondernemerschap in de wetenschap en dit zal blijven bestaan omdat er ook altijd nieuwe kennis nodig zal zijn.

Elk model, elke berekening, elk scenario, elke simulatie, elk prototype is een methode om iets te onderzoeken. Dat is zo in alle wetenschappen. Zij worden allemaal eerst gecreëerd en daarna permanent (of zo veel mogelijk) in die bepaalde discipline gebruikt (iemand die enkel een hamer creëerde ziet enkel dingen waarop je kan slaan...). Dit startpunt is evengoed ontwerpwerk. De opsplitsing in exacte en toegepaste wetenschappen wordt door het ontwerpen overstegen omdat het juist voor de beide komt, doordat er iets moet gebeuren vooraleer een nieuwe discipline kan ontstaan. Dit is juist de toegevoegde waarde van een ontwerp opleiding.

We kunnen enkel trainen voor ondernemerschap door zelf (als begeleiders onder andere) telkens weer risico's te nemen en bij te leren.

De volgende aspecten zijn essentieel om dit onderzoek te ondersteunen

Materialiseren

Door te materialiseren slagen ontwerpers erin met alle stakeholders te communiceren zodanig dat de stakeholders autonoom kunnen beslissen of hun belangen en verwachtingen wel ingelost worden door het ontwerp, en of ze niet geconfronteerd worden met een totaal nieuwe benadering van hun problematiek die ze mogelijks als een verrassende oplossing zouden kunnen aanvaarden. Vanuit de zorg voor volgende generaties (en dus het mogelijks realiseren van duurzaamheid) moeten we echter de vraag stellen welke materialisaties het meest bereiken met de minste impact op de beschikbare middelen (resources). Materialiseren lijkt in het “sustainability” milieu een nogal beladen begrip. In de limiet is het zelfs zo dat sommige potentiële prototypes zodanig veel aspecten moeten betrekken om de problematiek correct te modelleren, dat ze eigenlijk niet te prototypen zijn met de beschikbare middelen. We moeten dan als samenleving de moed hebben om “ervoor te gaan”, volop, onvoorbereid, met alle mogelijke materiële gevolgen van dien. Maar is het niet ons gebrek aan creativiteit die er de oorzaak van is dat we dat denken?

We moeten die problematiek duidelijker formuleren en uitklaren. We kunnen “het meest bereiken met de minste impact op onze beschikbare middelen” meetbaar maken en dus kwantificeren. Om dit bereiken zullen we het begrip “sporen achterlaten” gebruiken om er de communicatieve vaardigheden van een ontwerper mee te beschrijven, en dat eerder als een generiek begrip gebruiken dan “materialiseren”. Elk gematerialiseerd product is een spoor van een interactie van een ontwerper (onder andere stakeholder) met de werkelijkheid, maar ook een meer virtueel spoor is dat (slechts gematerialiseerd als een plaats in een computergeheugen bijvoorbeeld). Het zijn deze bekommernissen die het begrip “stigmergic prototyping” zo aantrekkelijk maken als combinatie van “spoor” (is een begrip dat ondenkbaar is zonder context) en “realisatie” (interactie, zelfs met wicked aspects).

Grote diversiteit

Veel vaardigheden, veel talenten moeten (op dezelfde locatie) kunnen samenwerken. We willen eerder kiezen voor een samenwerking van de “hooggeschoolde” en “laaggeschoolde” (of “andersgeschoolde”) competenties die men ook in een bedrijf vindt, dan voor de specialistische competentie in een instelling die een bepaald soort geschoolden aflevert en die neerkijkt op andere vaardigheden (zoals bij een universiteit).

Onze studenten moeten veel modellen, veel tools, veel meetmethodes kunnen gebruiken en ze moeten leren dat ze kunnen kiezen tussen die tools en zelf tools kunnen maken. Beeld: wie slechts een hamer heeft zal alles als nagel beschouwen, wie slechts een weegschaal heeft zal alles wegen, wie slechts x toestellen in één labo heeft zal alles reduceren tot wat op die toestellen in dat labo kan, wie slechts een bepaalde productietechniek kan gebruiken zal alles proberen met die techniek.

We moeten dus contact houden met veel industrieën en veel manieren om te materialiseren, veel technologieën, waar ze zich ook bevinden op wereldschaal, en al die technologieën zijn deel van ons onderzoek.

Dit resulteert ook in een concreet probleemgebied dat er een campus moet kunnen blijven bestaan waar de studenten op een spontane manier getriggerd worden door andere manieren om naar de werkelijkheid te kijken, inclusief met behulp van de meest eenvoudige prototyping technieken en niet alleen de high-end technieken. Op die campus moet de synergie tussen professionele bachelor, master en post-master opleidingen mogelijk blijven en industriële relevantie krijgen.