Stel dat je de opdracht krijgt iets te ontwerpen dat in staat is iets anders te verplaatsen. Laten we eens een mogelijke lijst aanleggen: een trein, een vrachtwagen, een blad papier, een fiets, een lift, een raket, een email bericht, …
Als goede ontwerper zou je je natuurlijk kunnen afvragen of die dingen door andere mensen zouden kunnen herkend worden als iets dat in staat is iets anders te verplaatsen. Daartoe ontwerp je het volgende experiment: op kaarten laat je telkens twee exemplaren van de door jou bedachte mogelijke oplossingen zien en je vraagt of exemplaar 1 meer dient om iets te verplaatsen dan exemplaar 2. Wat je dus doet is onderzoeken welke mogelijke oplossingen meer karakteristieke kenmerken heeft om iets te verplaatsen dan andere.
Op die manier kan je de gemiddelde subjectieve afstand meten van een vrachtwagen tot "iets om iets anders te verplaatsen" en dit vergelijken met de gemiddelde subjectieve afstand van een blad papier tot "iets om iets anders te verplaatsen". Deze test is perfect uitvoerbaar. Mensen zijn blijkbaar in staat zich een product voor te stellen ("iets om iets anders te verplaatsen") zonder dat ze dat concreet kunnen invullen. Daarenboven slagen ze erin dit abstracte product logisch op dezelfde hoogte te plaatsen als al de mogelijke concrete realisaties ervan, waarbij ze dan op natuurlijke wijze een loopje nemen met het mengen van de categorie "verzameling" en "element". Een vrachtwagen is simultaan "iets om iets anders te verplaatsen" en een lift is dat ook, maar een vrachtwagen is dat “meer dan” een lift.
Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd in die richting (bijvoorbeeld voor de categorie "vogels") en telkens weer blijkt dat mensen in staat zijn de categorie "vogels" een plaats te geven tussen verschillende concrete realisaties van "vogel", precies alsof de categorie vogel in zijn geheel zelf een soort vogel zou zijn. De concrete vogelsoort die hierbij dan het dichtst bij "vogel" ligt (die als meest exemplarische vogel beschouwd wordt) zal het snelst herkend worden en zal normerend gaan optreden voor het toewijzen van de categorie "vogel" aan een nog onbekende soort. Blijkbaar wordt de abstracte vogel gebruikt om de concrete verschijning te positioneren van wat mogelijk een vogel zou zijn kunnen. Onderzoeken wijzen dan uit dat voor vogels de volgende kenmerken meer kenmerkend blijken te zijn: grootte, mate van tamheid, vorm van de snavel, de frequentie waarmee een bepaalde soort met mensen in contact komt, vliegvermogen, verenrijkdom, nabijheid van de natuurlijke habitat, aaibaarheidsfactor, enz… en het is duidelijk dat deze eigenschappen van mens tot mens kunnen verschillen. De kanarie is in die zin voor de westerse mens meer vogel dan een pinguïn, een vrachtwagen is meer "iets om iets anders te verplaatsen" dan een autobus, en zeker meer dan een emmer of een lift, de Mona Lisa is meer kunstwerk dan de Eiffeltoren, 7 is een beter oneven getal dan 51, een kleiner getal is dit beter dan een groter getal.
Het exemplarische van een waarneming wordt dus sterk beïnvloed door wat we weten en veronderstellen over de entiteiten.
Tegen alle logica in heeft ook andere kennis hierop een invloed: bijvoorbeeld speelt hierbij een causaal vermoeden mee: zo gelijkt een dochter meer op haar moeder, dan een moeder op haar dochter. En ook speelt de richting waarin mensen bevraagd worden mee: België gelijkt meer op België dan Congo op Congo (omdat we meer over België weten dan over Congo). En de gelijkenis vanaf een bepaald punt is anders dan de gelijkenis naar datzelfde punt.